is gewoonlijk he: meetwerk al verricht. Maar op ander gebied
zijn die schetsen leerzaam. Zij leeren b.v. dat de onzekerheid,
wat van een schutting wel de scheidingslijn is, al minstens eenige
eeuwen oud is.
Ik noteerde van eenige bij elkander liggende blaadjes:
a. De maat is op d'oostkant van deze heining;
b. op 't hert Van de heijningplank
c. scheijding tnsschen de plank en de heijningpalen
d. rondsomme op de buitenkant van de deele te rekenen.
Al deze gevallen zal men op de «veldaanteekeningen» der
tegenwoordige landmeters zonder veel moeite kunnen terugvinden.
In het vorige heb ik in het kort geschetst, wat een kaarten-
archief ons omtrent de techniek der oude kaartenmakers kan
leeren en op welke bezwaren moet worden gerekend. Er is
ongetwijfeld in de archieven der grootere gemeenten en vooral
in de waterschapsarchieven nog veel wetenswaardigs terug te vinden
om de landmeet- en kaartenmakerskunst van vroegere eeuwen,
waarbij zeker tegelijk meer biografisch materiaal zal te voorschijn
komen dan op het oogenblik bekend is, zelfs van de grootsten onder
deze landmeters als Cruquius, J. J. Stampioen, Sems en Dou.
Wageningen, Sept. 1922. H. F. van Riel.
EEN NIEUWE THEODOLIET VOOR DEN KADASTRALEN
DIENST.
Naar aanleiding van het artikel van den heer Ir. W. Scher-
merhorn, onder bovenstaanden titel opgenomen in aflevering 3,
zij het mij vergund enkele opmerkingen te maken en een paar
vragen te stellen, waarbij ik het artikel op den voet volg.
1. De bedoelde instrumentencommissie is, naar ik meen, niet
gekomen tot de vaststelling van typen van nieuwe theodolieten
voor den kadastralen dienst; althans er zijn, voor zoover mij
bekend, geen bepalingen vastgesteld, waaraan men zich bij de
aanschaffing van nieuwe theodolieten zou hebben te houden.
Ik acht dit gelukkig, omdat de zienswijze van deze commissie door
verschillende geroutineerde kenners van de kadastrale vernieuwings
praktijk in menig opzicht niet wordt gedeeld.
Waarom werden onderhandelingen met daarvoor aangegeven
144