Memorie van Antwoord. 147 Verslag. De artikelsgewijze behandeling in deze Memorie kan, daar dit te veel plaatsruimte zou^vergen, niet in haar geheel overgenomen worden Het Voorl. Verslag werd vastgesteld 11 Dec. 1923; de Com missie van Rapporteurs bestond uit de heeren Schaper, Beumer, Van Rappard, Weitkamp en Ament. De Mem. v. Antw., vergezeld van een Nota van Wijziging en een Gewijzigd Ont werp van Wet, werd ingezonden door den Min. v. B. Z. en L., den heer Ch. Ruys de Beerenbrouck, bij brief van 11 Apr. 1924. Gevolgen van de besprekingen op onze algemeene vergadering in 1923 zijn in die stukken niet aan te wijzen. De uitgesproken wensch, dat in de voorgestelde bepalingen meer ver eenvoudiging zou worden gebracht, voor zoover dit mogelijk zou blijken, deelt de ondergeteekende. Hij is echter van meening, dat, behoudens misschien op enkele punten van ondergeschikt belang, een zoodanige vereenvoudiging niet gemakkelijk zal blijken. Is de materie van de ruil verkaveling reeds uit een zuiver administratief oogpunt ingewikkeld, haar wettelijke regeling wordt nog verzwaard, doordat de rechten van hen, wier perceelen in een ruilverkaveling betrokken worden, verzekerd moeten zijn. In het onderhavige ontwerp is er naar gestreefd de individueele rechten te waarborgen en tevens de procedure zoo eenvoudig te houden, als met den aard van het ondeiwerp vereenigbaar scheen. De groote beginselen van het ontwerp kunnen bezwaarlijk principieel worden ver anderd, zonder den geheelen bouw uit zijn voegen te lichten. Men kan zich een geheel andere wettelijke regeling van de materie denken, maar de ondergeteekende betwijfelt, of deze, bij gelijke .verzorging van de rechten der particulieren, eenvoudiger zou zijn. De ondergeteekende deelt de opvatting van hen, die zich op het stand punt stellen, dat, behalve voor zoovee! betreft grond, die voor wegen en waterleidingen noodig is, bij ruilverkaveling van toepassing van het ont- eigenings-instituut geen sprake is. Het wezen toch van het recht van onteigening ten algemeenen nutte ligt niet in de omstandigheid, dat de eigenaar zijn goed verliest, maar in de omstandigheid, dat hij, die het goed in eigendom verkrijgt, daarvan beoogt een gebruik te maken ten algemeenen nutte. De bijzondere omstandigheid, waarin de verkrijger van het goed verkeert, als verzorger van een gemeenschaps-belang, beslist over de onteigening. Deze bijzondere positie neemt bij de ruilverkaveling de verkrijger van het goed niet in; deze is niet in het algemeen belang werkzaam, en daarom is de ruilverkaveling niets anders dan één van de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1924 | | pagina 149