Op het oogenblik (Juli 1924) zijn er van de 150 bij het kadaster in funtie zijnde landmeters slechts vijf ambulant en daarvan zijn er twee belast met de naziening van metingsstukken en één met de afwerking van Apeldoorn. Verder zijn zeven collega's door de een of andere oorzaak ongeschikt voor den velddienst, twee zijn ver bonden aan de graadmeting, één aan de inspectie, zoodat hoogstens 135 landmeters beschikbaar zijn voor de 138 districten. Er is gebrek aan personeel, vooral in de groote steden, er kan niets anders gebeuren dan het strikt noodige. Het kadaster staat stil en verarmt. Wel zal in de jaren 1924 tot 1927 het corps jaarlijks met ongeveer 10 jonge collega's kunnen worden aangevuld en staan daar tegenover slechts vijf collega's die binnenkort den 65 jarigen leeftijd zullen bereiken, maar er is geen enkele waarborg, dat het in de staatsbegrooting van 1924 vastgelegde maximum van 156 weer zal worden verhoogd. Het is te betreuren, dat de invoering der districten, op zich zelf een door het overgroote deel der landmeters toegejuichte maatregel, door de daarmede beoogde en verkregen afvloeiing van vele valiede oudere collega's, den hiervoor geschetsten toestand tengevolge heeft gehad. Laten wij hopen, dat het kadaster thans zijn laatste offer op het altaar der bezuiniging heeft gebracht. Tot eene officieele vastlegging der districten kwam het dit jaar nog niet, maar deze kan toch waarschijnlijk in het volgend jaar worden verwacht. Een lichtpunt is de aanneming door de 2e Kamer van de Wet op de Ruilverkaveling, waarin nu positief de medewerking van den Landmeter van het Kadaster als deskundige van de Plaat selijke Commissie wettelijk wordt vastgelegd. Misschien kan ook het voornemen der Artillerie, een landmeetkundige afdeeling in het leven te roepen, gunstige gevolgen hebben voor het kadaster, nu, naar verluidt, in de Commissie van voorbereiding ook kadaster ambtenaren zitting zullen nemen. Voor hetgeen door de Vereeniging is verricht in verband met art. 1 b der statuten wordt verwezen naar de verschillende be- stuursmededeelingen. Het afdeelingsleven ondervond ook blijkbaar de malaise in ambtenaarskringen. Slechts drie afdeelingen zonden een jaarverslag, waaraan het volgende wordt ontleend. i6o

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1924 | | pagina 162