De heer Kloosterboer ondersteunt dit idee.
De heer Soer acht de voor verminderd tarief in aanmerking
komende metingen uitzonderingsgevallen.
De heer Stoorvogel trekt namens de afdeeling het voorstel
in,, omdat het blijkt, dat dit niet beantwoordt aan de toestanden
bij de verschillende kantoren.
De heeren Houben en de Korver verklaren de motie Smit
te steunen, deze blijft dus in behandeling.
De heer Hof merkt op, dat motie en voorstel niet tegenstrijdig
zijn, geheel doorgevoerd bereiken zij beide het zelfde doel, n.l.
gedeeltelijke betaling door het publiek van het overgroote deel
der metingen.
De heer Westerhuis zegt, dat bij betaling van gewone me
tingen overdracht van geheele perceelen kosteloos zou zijn, wat
hij onbillijk acht.
De heer Smit antwoordt, dat alleen moet worden betaald als
de overheid werkelijk iets doet.
De heer Westerhuis acht de motie alleen juist bij een eigen
domskadaster.
De heer van der Deure heeft twee bezwaren. Het bevorde
ren van de rechtszekerheid is zonder twijfel overheidszorg en
zoolang de Staat millioenen uitgeeft voor zaken, die veel minder
overheidstaak zijn acht hij de kostelooze metingen gemotiveerd.
In de tweede plaats heeft de Staat er belang bij, dat de grond
komt aan de menschen, die er het grootst mogelijke voordeel uit
kunnen trekken en men moet dus de overgangskosten niet ver-
hoogen maar verlagen.
De heer Egg ens wenscht een tarief, dat overeenkomt met de
noodzakelijke onkosten die steeds worden gemaakt, ook al wordt
niet de hulp van het kadaster ingeroepen.
De heer J. F. A. van Riessen voorziet een eindeloos debat
en geeft in overweging in het Tijdschrift de discussies voort
te zetten.
De heer Smit is genegen de motie tot een volgende vergade
ring aan te houden. Aan den heer van der Deure antwoordt
hij, dat juist doordat de Staat op te veel terrein geld uitgeeft de
schatkist zoo berooid is. Bovendien behoeft men om de eene
onbillijkheid de andere niet te bestendigen. Nogmaals zegt hij,
dat het toezicht overheidszaak is, maar de uitvoering, als zijnde
177