"79
die nog geen erfdeel ontvangen haddeneen lantaarnplaatje
niet geheel tekstgetrouw toont zoo'n bijbelsch landmeter met
zijn attributen. Verwijld wordt dan in de oudheid bij de voor
stelling van de aarde en van het heelal, die de oude cultuur
volken hadden; spr. beeldt die uit en staat stil bij het wereldbeeld
der Grieken, om dan te wijzen op de ontwikkeling ervan, waarbij
de beteekenis van Anaximander, Pythagoras en Aristoteles wordt
geschetst. De aardschijf, omringd door water en overkoepeld
door een vast gewelf, heeft na eeuwen plaats gemaakt voor den
aardbol, onbewegelijk zich bevindend midden in een draaiend
bolvormig hemelgewelf. Dit stelsel (Aristoteles, Ptolomeus) bleef
1800 jaren lang het heerschende.
Omstreeks 1500 begint die merkwaardige herleving op geeste
lijk gebied, die wij Renaissance noemen Copernicus is opgestaan,
dra gevolgd door Galilei, Amerika is ontdekt, Magelhaes doet de
eerste reis om de wereld, een beter begrip van de aarde ontstaat
en met interessante lichtbeelden toont spr. den ontwikkelingsgang
bij het afbeelden in kaart van groote gedeelten der aarde.
Na stilgestaan te hebben bij een globulaire projectie der ge-
heele aarde gaat hij over tot de metingen, die in den loop det'
tijden hebben plaats gehad, om de grootte van den aardbol te
bepalen. Het werk van Eratosthenes wordt besproken bij duide
lijke beelden op het doek en het juiste beginsel, dat deze toe
paste, naar voren gebracht. Een drietal latere graadmetingen
worden genoemd en gekomen bij onzen landgenoot Snelhus, die
voor 't eerst driehoeksmeting dienstbaar maakte aan een graad
meting, deelt spr. allerlei bijzonderheden mede over hem en over
de meting van den boog van Alkmaar tot Bergen-op-Zoom, welke
meting in nauwkeurigheid overtrof alles wat vroeger op dat
gebied was gedaan, en wijst ook op de beteekenis van dat werk
als grondslag voor landkaarten.
Met Picard (1670) en de Cassini's (168317 18) de geschiedenis
der aardmeting vervolgende, vermeldt spr. wat in 1672 waarge
nomen werd door Richer: de ongelijkheid van den secunden-
slinger in Cayenne en te Parijs. Newton en Huygens verschijnen
op het doek; hun theorie of liever hypothese want dat was
t toenmaals over de afplatting der aarde aan de polen kon
door de uitkomsten der graadmetingen gecontroleerd worden.
Uit de metingen der Cassini's bleek dat de aarde niet zou