microscoop I en II niet behoeft te middelen, maar deze op moet
tellen, werkt in de praktijk vlug en handig.
De wijze van opstelling staat uitvoerig beschreven in het be
doelde artikel; daarover hier nog enkele opmerkingen.
De schroef f, die dient om de bolschijf van het instrument vast
te klemmen in den cylinder van de Freiberger opstelling mag
niet gebruikt worden na het opstellen van den Nagel. Deze kan
anders niet meer om zijn lengteas gedraaid worden, hetgeen toch
voor een zuiver centrische opstelling noodig is.
Verder ben ik in tegenstelling met Ir. Schermerhorn van
meening, dat de door hem aanbevolen «Patent-Sicherheitsverrie-
gelung» (waarvan dan de schroef f een onderdeel vormt) in den
regel niet gebruikt zal worden. Ik heb dit zelf de eerste dagen
wel gedaan omdat die schroeven nu eenmaal bestonden, maar
het later geheel nagelaten. Het gevaar dat het instrument van
den driepoot zal vallen is nagenoeg geheel denkbeeldig, daar de
bolschijf 2 a 3 cm in den cylinder van de Freiberger opstelling
steekt. Mij dunkt deze veiligheidsinrichting kan bij kadastrale
metingen zonder bezwaar gemist worden.
Oorspronkelijk was ik van meening, dat het er niets toe deed
of het blad van den driepoot wel juist horizontaal kwam te staan.
Kwam dit toevailig door de terreinsgesteldheid zoo uit, dan zal
het blad wel eens een helling van 5° gehad hebben. Bij nadere
beschouwing blijkt mij dat hieraan toch een, gelukkig grooten-
deels theorethisch, bezwaar is verbonden. Bestaat n.l. een zoo
danige afwijking van den horizontalen stand dan heeft de cylinder
van de Freiberger opstelling dezelfde afwijking van den verticalen
stand. Stelt men nu het Nageltje op zoodanig dat de stelschroeven
geheel uitgedraaid zijn, dan komt de bolschijf hoog in den
cylinder. Vervangt men nu-het Nageltje door het instrument,
en zijn de stelschroeven hiervan 'toevallig geheel ingeschroefd,
dan kan de bolschijf van het instrument ongeveer 18 mm lager
komen dan die van den Nagel. Men ziet nu dadelijk in dat het
midden van de eerste bolschijf niet verticaal ligt boven dat van
de tweede. Het wijkt er bij een helling van 50 18 sin 50 2 mm
van af. Een grootere helling dan 50 zal men vermoedelijk nooit
nemen en de afstand van 18 mm is wel het grootste verschil,
in de praktijk zal dit nagenoeg niet voorkomen. Bij zeer nauw
keurige metingen b.v. bij centreeringen mag men echter met het
183