aanlokkelijk. Hebben zij eenmaal een zwaar district, dan houden
zij dat bij voortduring.
De heer Smit merkt op, dat de Inspecteur bij de installatie
der districten overleg heeft toegezegd.
De heer Kloosterboer zegt, dat bij de invoering der distric
ten door het Departement het verantwoordelijkheidsbesef van den
landmeter naar voren werd geschoven. De voordeelen werden
door den heer Kreeftenberg uiteengezet, de nadeelen werden
door ons aanvaard omdat de verantwoordelijkheid ons een voor
uitgang toescheen. Echter is in Januari van dit jaar bij Min.
missive bepaald, dat «een tijdelijk met werk overbelaste districts
landmeter ook kan worden geassisteerd door een districtslandmeter
uit de zelfde standplaats, die tijdelijk minder werkzaamheden heeft.»
Het gevolg daarvan is, dat wij eenvoudig in andere districten
worden werkzaam gesteld en zelfs met boekhoudersfuncties worden
belast. Het overleg is een wassen neus geworden, wij kunnen
de verantwoordelijkheid voor het gereedkomen van den dienst
niet meer aanvaarden en daarmede vervalt de grondgedachte der
districtsindeeling. Spreker wenscht daarom punt IV van het
voorstel aan te vullen met de woorden: «dat niet anders dan bij
onderling overleg» enz.
De heer Soer acht een goede regeling, vooral in de groote
steden, onmogelijk. De hoeveelheid werk in een district wisselt
bij voortduring.
De heer Hamelberg zegt, dat het er niet om gaat of del. V.
ingrijpt zonder overleg, maar of hij de bevoegdheid heeft, dat te
doen. Hij meent, dat de districtsindeeling nog in het proefstadium
verkeert, en de werking ervan nog eenigen tijd zal moeten voort
duren voor wij een oordeel kunnen uitspreken. Een bepaling als
de heer Kloosterboer wil, acht hij onmogelijk, daar het toch
niet uitsluitend van den landmeter kan afhangen, of hij zal assis-
teeren.
De heer Bes beroept zich, evenals de heer Smit op den In
specteur, die positief overleg heeft toegezegd.
De heer de Wal zegt, dat de I. V. niet als vijand moet worden
beschouwd. Het is ook in het belang der landmeters, dat onder
linge schikkingen worden getroffen. Het overleg met den I. V.
zal dus in de meeste gevallen wel vruchtdragend zijn.
De heer Stoorvogel trekt namens de afdeeling punt I in,
190