35
De aandacht der leden wordt nog gevestigd op blz. 30 van het verslag.
De commissie uit hier als hare meening, dat tot ontvanger voor de groote
kantoren (na de fusie) o. a. moeten worden benoemd de controleurs van
de grondbelasting „daar zij terreinwerk verrichten en aan veie vermoeienissen
zijn blootgesteld, zoodat het gewenscht is, dat zij hun werkkring, bij het
verminderen van hun physiek uithoudingsvermogen verlaten." De com
missie Beumer althans, zal dus wel als logische consequentie hieruit voor
de landmeters willen aanvaarden de benoembaarheid tot een meer ad
ministratief ambt en de pensioengerechtigdheid op 55 jarigen leeftijd!
Aan de leden der 20. Kamer is een overdruk gezonden van de be
schouwingen, welke op de laatste Algemeene Vergadering door den Heer
H. F. van Riel, Lector aan de Landbouwhoogeschool te Wageningen,
gehouden zijn over het aanhangig gemaakte wetsontwerp op de Ruilver
kaveling. Hieraan zijn toegevoegd de drie conclusies der Vergadering
(Tijdschrift 1923, blz. 191 v.v.)
Het Voorloopig Verslag over dit wetsontwerp, uitgebracht door een
speciale commissie, is dezer dagen verschenen. Hierin komen geen op
merkingen voor welke speciaal voor het Kadaster van belang zijn.
In het begin van December is aan den Minister van Financiën het
hierachter afgedrukte request verzonden, betreffende de toepassing van
het Reisbesluit. Verdere toelichtingen hierbij zijn overbodig. Gezien de
algemeene ambtenaarsbelangen welke hierbij op het spel staan, werd de
Centrale van Hoogere Rijksambtenaren bereid gevonden deze actie door
een request te steunen.
Het antwoord der Vereeniging van Hoofdambtenaren van het Kadaster
op het schrijven onzer Vereeniging, voorkomende in het Huishoudelijk
Orgaan 39, heeft ons nog niet bereikt (4 Jan. 1924).
Het Bestuur.
Aan Zijne Excellentie den Minister van Financiën.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, het Bestuur der Vereeniging
voor Kadaster en Landmeetkunde, gevestigd te Amsterdam, laatstelijk
erkend bij Kon. Besl. van den 2Öen Mei 1914, n°. 41,
dat het met belangstelling, doch tevens met leedwezen heeft kennis
genomen van het dezer dagen verschenen verslag der Commissie, inge
steld bij besluit van den Minister van Financiën van 14 April 1919,
N°. 150, inzake het vraagstuk van de samensmelting der dienstvakken
van de directe belastingen en van de registratie,
dat z. i. zoowel de maatregelen welke door bedoelde Commissie ten
aanzien van de kadastrale organisatie worden voorgesteld, als de wijze