36 waarop de Commissie tot hare conclusie in deze is gekomen, in strijd zijn met de belangen welke door het kadaster worden gediend, redenen, waarom adressant Uwe Excellentie eerbiedig verzoekt aandacht te willen verleenen aan bijgaande memorie van toelichting en het daarheen te willen leiden, dat geen uitvoering worde gegeven aan de door de Commissie voorgestelde maatregelen, alvorens de bezwaren, in deze me morie uiteengezet, nader zijn onderzocht, 't Welk doende, enz. (w- S-) J- H. J. Houben, Voorzitter. P. J. ter Plegt, Secretaris. K. J. Bes. Amsterdam, Sneek, V 31 December 1923. Leiden, MEMORIE VAN TOELICHTING. (Behoorende bij request van de Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde d.d. 31 December 1923.) Terwijl bij Resolutie van den Minister van Financiën van 19 Augustus 1918, Afd. Hyp. en Kad. n®. 142, eene commissie werd ingesteld met de opdracht een onderzoek in te stellen in hoeverre de kadastrale dienst reorganisatie behoefde, teneinde de denkbeelden der Staatscommissie, inge steld bij K. B. van 30 Juli 1906 n°. 75, tot uitvoering te kunnen brengen, werd bij beschikking van 14 April 1919, Afd. Kab. en Secr. n°. 150, een tweede commissie ingesteld met opdracht van advies te dienen inzake het vraagstuk van de samensmelting der dienstvakken van de directe belas tingen en van de registratie. Aan deze laatste commissie werd tevens door den Minister van Financiën de vraag voorgelegd (blz. 6 van het verslag)„is het noodig of wenschelijk de aan het Departement van Financiën bestaande afdeeling Hypotheken en Kadaster, welke thans behoort tot de administratie der Registratie, daarvan af te scheiden en tot een zelfstandige administratie te maken". Het is moeilijk ten aanzien van het kadaster een scherpe grens tusschen beide opdrachten te trekken. Het kan geen verwondering wekken, dat de eerste commissie („Herwijnen"), welke reeds in 1920 haar verslag publiceerde, zich bij de studie eener reorganisatie van den kadastralen dienst ook de vraag stelde welke speciaal aan de tweede commissie („Beumer") werd voorgelegd (zie blz. 68 en 105 verslag Herwijnen), om gekeerd moet het als een leemte in de wijze van werken der tweede commissie beschouwd worden, dat zij in haar zoo juist verschenen verslag

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1924 | | pagina 38