37 hier totaal geen melding van maakt. Te bedenkelijker is deze leemte nu de commissies deze vraag in tegengestelden zin beantwoorden. De com missie Herwijnen bepleit eene zelfstandige administratie van de Hypothe ken en het Kadaster en voert hiervoor tal van argumenten aan. Zij vestigt er de aandacht op hoe de instelling Hypotheken en Kadaster steeds meer gericht wordt op de behartiging van rechtszekerheid en eco nomische belangen (blz. 105) en baseert het toekomstige kadaster op de wet op de grensregeling en op een totaal gewijzigde kadastraal-hypothe- caire boekhouding, twee grondbeginselen voorgesteld door de Staatscom missie 1906 (zie het 2e gedte van het verslag dezer commissie, verschenen in 1916, blz. 41 v.v, blz. 280 v.v., hlz. 277 v.v., blz. 229 v.v. en blz. 254 v.v.) Moet het dan niet als een ernstige leemte beschouwd worden, dat in het verslag der commissie Beumer op blz. 75 betoogd wordt, dat al de argumenten, aangevoerd voor het uitbouwen van het kadaster tot een geodetisch instituut, alleen betreffen het technische gedeelte van het kadaster, met de boekhouding? Was het jarenlange werk der commissies 1906 en 1918 dan onbekend aan de commissie 1919? Het bestuur der Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde be schouwt het als zijn plicht hierop de aandacht te vestigen. De commissie Beumer toch, over het hoofd ziende hoe het kadaster van hulpinstelling voor het heffen van grondbelasting, in den loop der jaren uitgroeide tot controle-lichaam over de administratie van zakelijke rechten op onroerend goed, stelt thans (blz. 75) zelfs splitsing voor in een technisch en in een administratief dienstvak We laten buiten beschouwing de vraag of het te verdedigen is, dat eene Commissie, die slechts te onderzoeken heeft of van de Afdeeling Hypotheken en Kadaster al of niet een zelfstandige aideeling gemaakt moet worden (verslag Beumer blz. 7), deze vraag in haar verslag a. h. w. ontwijkt, doch daarentegen bij meerderheid van stemmen een diep ingrijpend reorgani satie plan ontvouwt, maar constateeren, dat in den tegenwoordigen tijd geen zuiver technische dienst meer denkbaar is. Zoowel bij het uitvoeren van gewone dienstmetingen als bij het verrichten van werkzaamheden voor particulieren kan de laudmeter niet met technische kennis alleen volstaan. In het eerste geval worden alle gedeeltelijke perceelen, welke in akten voorkomen, door de landmeters op het terrein bezocht en aan de hand der akte in kaart gebracht en op naam gesteld. Speciaal bij dit werk is den landmeter gebleken, dat het voor dengene, die een akte opmaakt vrijwel ondoenlijk is het onroerende goed steeds zonder zijn hulp kadastraal juist te omschrijven. In tal van gevallen wordt de staat 75 van den landmeter niet zoo zeer de wedergave van den inhoud der akte, als wel de onmisbare toelichting hiervan. En dan worden nog niet gecon troleerd de akten waarin geheele kadastrale perceelen genoemd worden.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1924 | | pagina 39