38
Mag het dan verwondering baren, dat de landmeter zich steeds voor
grensgeschillen geplaatst ziet en dat controle over de grenzen bij iedere
vestiging of overdracht van zakelijke rechten op onroerend goed zooals
deze door de Stsc!e 1906 werd mogelijk gemaakt door procesverbaal van
grensregeling en meetbrief -- door hem als een eisch van algemeen be
lang wordt beschouwd?
De werkzaamheden voor particulieren kunnen weder onderscheiden
worden in twee soorten, n.l. grensbepalingen en splitsingen voor toekomstige
overdrachten.
Voor de honderden grensgeschillen, die het kadaster jaarlijks beslist,
put de landmeter zijn gegevens ook uit legger en openbaar register,
terwij i eveneens bij het uitvoeren van splitsingen voor overdracht, gebruik
van de administratieve stukken dikwijls noodzakelijk is.
Zoo bewerkstelligt de landmeter zelf tenaamstellingen, hij beslist grens
geschillen met behulp van kadastrale tenaamstellingen en verschaft de
gegevens voor tenaamstellingen! De commissie Beumer meent van het
kadaster een zuiver technischen dienst te kunnen maken en een apart
administratief dienstvak. Wil men van den ingenieur-verificateur een zuiver
technisch ambtenaar maken, men zal hem de controle moeten ontnemen
over tal van werkzaamheden der onder zijn toezicht werkzaam gestelde
landmeters! Wil men deze laatsten omvormen tot een corps zuiver tech
nische ambtenaien, men zal jaarlijks op tal van aanvragen van particulieren,
waarbij de hulp van den landmeter wordt ingeroepen, afwijzend moeten
beschikken
De fout, die hier door de commissie Beumer gemaakt is, komt nog
scherper in het licht wanneer men, na op blz. 8 van haar verslag gelezen
te hebben hoe een subcommissie werd ingesteld om op beknopte wijze
eene uiteenzetting te geven van de huidige samenstelling en taak van de
administratie van de registratie, de hypotheken en het kadaster, naar het
verslag dezer subcommissie een onderzoek gaat instellen. Het rapport
geeft een gedetailleerd overzicht van de taak der registratie- en D. B.
ambtenaren, doch bepaalt zich tot enkele zeer oppervlakkige beschouwingen
over die der kadasterambtenaren, blz. 9 v.v. en blz. 73 v.v. (Treffend
is ook, in dit verband beschouwd, hoe de commissie op blz. 30 voor de
controleurs van de grondbelasting na de fusie de betrekking van
ontvanger der groote kantoren wil opensteilen „daar zij terreinwerk ver
richten en aan vele vermoeienissen zijn blootgesteld, zoodat het gewenscht
is dat zij hun werkkring bij het verminderen van hun physiek uithoudings
vermogen verlaten". Geldt zulks in hooger mate niet voor de landmeters?
En is het dan logisch hen juist van administratieve werkzaamheden te
willen ontheffen?)
Had zij inderdaad haar op blz. 8 geuit voornemen ten aanzien van