's Gravenhage, 17 Januari 1924.
41
Bij het ter perse gaan van het orgaan bereikt ons het hieronder afgedrukte
antwoord op het verzoekschrift der Vereeniging in zake de toepassing
van het Reisbesluit op buiten hunne standplaats wonende ambtenaren.
Alhoewel dit antwoord een ondubbelzinnige afwijzing van ons verzoek
inhoudt, worden de door ons aangevoerde gronden met geen enkel woord
bestreden, wel een bewijs, dat deze niet zoo licht aanvechtbaar zijn.
Het laatste woord is intusschen in deze zaak nog niet gesproken, daar
ook de Centrale van H R. A., zooals blijkt uit het pas verschenen
Correspondentieblad, heeft gemeend, daaraan hare aandacht te moeten
wijden. Het Bestuur.
AFSCHRIFT.
De Minister,
Gelezen hebbende een verzoekschrift van het Bestuur der Vereeniging
voor Kadaster en Landmeetkunde, laatstelijk erkend bij Koninklijk besluit
van 26 Mei 1919, N°. 41 daarbij te kennen gevende dat bij beschikkingen
van de toenmalige Ministers van Financiën aan verschillende landmeters
van het kadaster vergunning werd verleend buiten de plaats, waar hun
kantoor gelegen is, te wonen o.a. onder opmerking, dat voor de toepassing
van het Reisbesluit 1916 genoemde plaats als hun standplaats blijft aan
gewezen
dat zij in overeenstemming daarmede hun declaratiën wegens reis- en
verblijfkosten hebben opgemaakt;
dat hun in den loop der maand October of November 1923 werd
medegedeeld, dat voor werkzaamheden in hunne woonplaats geen reis-
en verblijfkosten mogen worden gedeclareerd, omdat geen dienstreizen
zijn gedaan en dat in het algemeen in verband met artikel 21 letter e
van het Reisbesluit 1916 geen hoogere reiskosten in rekening mogen
worden gebracht dan werkelijk zijn uitgegeven en uitgegeven hadden
moeten worden als de reizen van uit de standplaats waren geschied,
dat voor het traject standplaats woonplaats in het algemeen geen
reiskosten gedeclareerd zullen mogen worden en dat de zinsnede, dat
voor de toepassing van het reisbesluit de plaats waar het kantoor is ge
legen als standplaats blijft aangewezen, voornamelijk deze beteekenis heeft,
dat voor werkzaamheden in de standplaats niet mag worden gedeclareerd,
dat zij onder aanvoering van gronden van oordeel zijn, dat deze mede-
deeling in strijd is met de vroeger genomen beschikkingen, waarom zij
verzoeken terug te keeren tot het oorspronkelijk ingenomen standpunt,
hetwelk door hen wordt beschouwd als geheel in overeenstemming met
de bepalingen van het Reisbesluit 1916;