74
met het Bestuur van meening, dat, ten bewijze van onderzoek,
de staat n°. 75 door den I. V. dient te worden onderteekend, doch
achtte zij onderteekening der hulpkaarten als zijnde bijlagen
van den staat geheel overbodig.
Ook na lezing van het schrijven der Vereeniging van Hoofd
ambtenaren blijft het Bestuur deze meening toegedaan. Onzes
inziens kan aan de hulpkaart geen zelfstandig officieel karakter
worden toegekend, alleen omdat de wijzigingen der kaart op
haar gegrond zouden zijn. Zulks zou slechts kunnen, indien de
hulpkaart alle bijzonderheden bevatte, die bij het kadaster ten
aanzien van elk perceel bekend zijn. En dit is geenszins het geval.
Bovendien is in den loop der jaren het zwaartepunt van het
kadastraal archief, naar onze meening, juist verplaatst naar het
veldwerk, dat onafhankelijk van de hulpkaart dient voor de vast
stelling van de tenaamstelling, voor de bijwerking van het be
langrijkste plan, het bijblad, voor de grensaanwijzingen en veelal
voor de berekening der grootte. Inzage van het veldwerk wordt
niet toegelaten, omdat het slechts door deskundigen kan worden
gelezen.
Indien de handteekening van den Ingenieur-Verificateur kan
worden gemist op het zoo belangrijke veldwerk en ook op de
dagelijks ter inzage liggende kadastrale leggers, ontgaat het ons
waarom die handteekening op de hulpkaart moet blijven bestaan.
Tenslotte spreken wij de hoop uit, Uwe meening in deze zaak
bij ons eerstvolgend bezoek van U te mogen vernemen, waarbij
wij dan onze zienswijze nader zullen kunnen toelichten.
Met de meeste hoogachting,
Het Bestuur van de Vereeniging voor
Kadaster en Landmeetkunde.
(w.g.) J. H. J. HOUBEN,
Voorzitter.
(w.g.) P. J. TER PLEGT,
Secretaris.