85 hoeksmeting en daarmee hare waarde als grondslag voor een nieuw kadaster. Stelt men die vastlegging nog langer uit, dan ontstaat het gevaar dat men later, niet meer vertrouwend op de overeenstemming tusschen de aanwezige en de berekende punten, de secondaire driehoeksmeting gaat controleeren of herhalen voor de punten, waaraan men eene kadastrale driehoeksmeting wil verbinden. Dit kan worden voorkomen als men spoedig de vastlegging dier punten voortzet en teneinde brengt, wat dus ook zou zijn eene perspectief-bezuiniging. Tevens kan ook dat werk dienen om de aankomende land meters te oefenen. Ten einde paraat te zijn voor de toekomst en tegelijk eene besparing van kosten te verkrijgen, behoort alzoo eene vorming en oefening van het personeel plaats te hebben in drie richtingen: i°. in de voortzetting der vernieuwing van het kadaster op Dierenschen grondslag; 2°. in proefnemingen voor foto-topografie; 3°. in de verzekering der secondaire Rijksdriehoekspunten van den tweeden rang. Waarschijnlijk zal mij worden tegengeworpen: «voor dat alles hebben wij geen personeel». Dit werd mij indertijd ook geantwoord op mijn voorstel, om met een dozijn landmeters de hermeting van Apeldoorn in enkele jaren af te werken, wat de meest economische wijze van werken zou geweest zijn, waardoor de kosten veel geringer worden dan bij eene langzame afwerking in deelen. Er heette ook destijds geen personeel beschikbaar te zijn. Blijkens «de adviezen mijner ambtgenooten» kon nergens een landmeter worden gemist. (Min.missive van 22 Dec. 1918). Ik heb toen aangeboden de landmeters, die voor den bijhoudings- dienst gemist konden worden, aan te wijzen. Het aanbod werd niet aanvaard. Toen de bezuinigingswind opstak bleek, bij een van wege den Minister ingesteld onderzoek, dat wel degelijk een aantal land meters bij den bijhoudingsdienst gemist kon worden. Inkrimping van personeel volgde. Intusschen is de omvang van den bijhoudigsdienst beperkt door

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1924 | | pagina 87