Te vergeefs echter. Blijkbaar waren de bestrijders zoo inge nomen met hunne vondst want een vondst is het, geen enkele deskundige was nog ooit op een dergelijk denkbeeld gekomen dat zij fluks een en ander hebben neergelegd in een vraagpunt, waarover echter de stemmen staakten. Nadat gebleken was, dat tot de tegenstemmers ook behoorden zij, die het Kadaster in geen geval zelfstandig wenschten, ook dan niet, wanneer het werd vervormd tot een geodetisch instituut, konden alle leden op 2 na zich vereenigen met eene bevestigende beantwoording van het volgende vraagpunt: „Is het gewenscht, voor het geval de fusie tot stand komt, dat Hypo theken en Kadaster zullen worden gesplitst in een zelfstandigen geodetischen dienst en in een administratieven dienst, welke beide onder het dienstvak der belastingen behooren te ressorteeren?" Dit moet dan blijkbaar voorstellen het antwoord op de vraag: Is het noodig of wenschelijk de aan het Dept v. Fin. bestaande afdeeling H. en K., welke thans behoort tot de administratie der Regie, daarvan af te scheiden en tot eene zelfstandige admini stratie te maken Als men de stemming ontleedt, komt men tot de conclusie, dat er twee leden zijn geweest, die op de ministerieele vraag bevestigend hadden willen antwoorden, drie, die haar ontkennend beantwoord wenschten te zien en vijf, die een tusschenstandpunt innamen en den zoogenaamden technischen dienst van het Kadaster wilden maken tot een zelfstandig geodetisch instituut, waartoe die technische dienst van de hypotheekbewaringen zou moeten worden afgescheiden. De eindstemming, waarbij het doel\ de zelfstandige administratie van het geodetisch instituut werd ver worpen, maar het middel: de afscheiding van technischen en administratieven dienst behouden bleef, is een soort compromis, dat waarschijnlijk niemand bevredigt. Tenzij men aanneemt, dat er redenen bestaan, welke die af scheiding op zich zelf maken tot een te begeeren maatregel. Dat moet inderdaad wel het geval zijn! Want hoe is het anders te verklaren, dat dat denkbeeld van afscheiding zoo'n taai leven heeft en op den voorgrond wordt geschoven als een panacée voor den dienst van H. en K. Welke die redenen zijn blijkt niet. Zij schijnen te behooren tot dezelfde categorie als de olie te Lausanne, tot de zaken, waarover men niet 94

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1924 | | pagina 96