De aflezing op de zwarte baak gaf de hoogte van de vizierlijn boven het vaste piket in baakmeters. Uit speciale metingen volgde de lengte van den baakmeter in meters en kon de voet- puntscorrectie voor de zwarte baak worden afgeleid. Op deze wijze volgde de hoogte van het vast piket boven A.P. Voorts is nog in den toren een nieuwe bout geplaatst, zoodat voor volgende waterpassingen niet altijd van het hoofdmerk behoeft te worden uitgegaan, hetgeen, zooals uit het voorgaande blijkt nog al werk meebrengt als geen goede hangschaal ter beschik king staat. Bijgaande staat geeft voor de hoofdwaterpassing de hoogten der verkenmerken boven Ede, toren vast piket, en wel voor ieder der vier waterpassingen afzonderlijk. Voorts is daarin opgenomen de afstand in km van af Ede, de midd. fout voor het gemiddelde der vier uitkomsten en de uit deze beide gegevens berekende waarde mj, de m.f. voor de km dubbele waterpassing. Uit de vier uitkomsten per sectie kan de m.f. voor de km enkele waterpassing volgen. Een berekening leverde het vol gende resultaat: m.f. per km enkele waterpassing m 0,91 mm, m.f. per km dubbele waterpassing mi -- 0,65 mm, m.f. per km viermaal waterpassen M 0,46 mm. Dit laatste is dus het eindresultaat van deze meting. Voorts kan men de meting beschouwen als twee waterpassingen in heen- en teruggang uitgevoerd, waarvoor men steeds de beide eerste metingen en zoo ook de tweede metingen van heen- en teruggang combineert. Gaat men uit van de verschillen v per sectie en is a de lengte in km van de sectie, zoo is de totale m.f. m, per km dubbele waterpassing te berekenen uit de bekende formule 1 [v v waarin [n] het aantal secties voorstelt. Gevonden werd: uit de eerste metingen mj 0,63 mm, uit de tweede metingen mi =0,73 mm, uit alle metingen mi 0,68 mm, hetgeen met het vroeger gevonden bedrag 0,65 mooi overeen stemt. 135

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1925 | | pagina 135