Lengte sectie
in km.
0,85
Van de vier steenen
veranderd.
Hoogteverschillen in baakmeters.
o,3574 0.3637
ijn er twee in hoogteligging beduidend
J. W. Dieperink.
HET BEPALEN VAN ASTRONOMISCHE RICHTINGEN
OP HET TERREIN DOOR MIDDEL VAN OBSERVATIES
OP HEMELLICHAMEN.
Hoe noodig en nuttig het kan zijn om op het terrein de astro
nomische richting van een of meer verwijderde punten te kunnen
bepalen, om, hetzij een proeflijn vast te leggen, of om uit twee
of meer op vaste bekende punten vastgelegde astronomische
richtingen rechtstreeks zijn standplaats te bepalen, dan wel ter
verificatie van gebezigde boussoles; enz. enz., zal menigeen wel
reeds terdege hebben gevoeld.
Toch worden de ons door de Natuur om zoo te zeggen «voor
het grijpen» aangeboden hulpmiddelen n.l. onze hemellichamen
maar heel zelden aan den wal voor dit doel gebezigd.
Hieronder volgen na een korte uiteenzetting hoe te handelen,
een tweetal voorbeelden uit de praktijk, van het bepalen van astro
nomische richtingen van verwijderde punten, door middel van
observaties op zon en sterren, terwijl voorbeelden van observaties
op planeten en maan wegens gebrek aan plaatsruimte achterwege
blijven.
Men richt met een goed geregelden theodoliet op het punt
waarvan de astronomische richting moet worden bepaald en leest
af de beide noniën van den horizontalen cirkelrand. Daarna richt
men op de zon, maan, planeet of ster, met gebruikmaking natuurlijk,
voor zoover het de zon betreft van een gekleurden oogdop,
brengende den vertikalen en middelsten horizontalen draad op
een der vier manieren in aanraking met de zon
en bij planeet of ster, richtende op het middelpunt van dat hemel-
1,00
1,00
140
1923 1924
0,2765 0,2770
0,0793 0,0831