146 te doen aflezen (hetgeen dan zooals van zelf spreekt door een ander persoon zou moeten geschieden) en men de tijdvereffening corrigeere voor het oogenblik der waarneming alvorens haar op den waren tijd toe te passen. Voor het doel om eenigszins op de hoogte van den tijd te zijn is het evenwel niet noodig en kan men volstaan met '/4 of 2 minuut nauwkeurig. Maastricht, Maart 1924. D. E. DE Boer, {Slot volgt) VERSLAG VAN EEN GEOLOGISCHE EXCURSIE NAAR TEXEL OP 17—20 JUNI 1924. Behalve de op het programma aangegeven colleges en oefe ningen, behoort tot de studie aan den Landmeterscursus te Wage- ningen ook het ondernemen van excursies naar verschillende deelen van Nederland. Onder deze excursies nemen de geolo gische onder leiding van Prof. J. v. Baren een voorname plaats in, mede door den veelzijdigen opzet. Zoo werd behalve aan geo logische waarnemigen ook aandacht geschonken aan de flora, in het bijzonder op de boerderij Buitenzorg, waar de eigenaar een overzicht gaf van cultuur en bemesting van zijn modern land bouwbedrijf, en verder in de duinen, waar de Heer J. F. P. Bijhouwer 1. i. verschillende interessante mededeelingen deed over het verband tusschen de duinflora en den ondergrond. Deze mededeelingen betroffen in het bijzonder het duinencomplex van Bergen en Schoorl, waar op de terugreis een halve dag werd verwijld. In het volgende is getracht een overzicht te geven van het geen op de excursie werd waargenomen. A. De geologische gesteldheid van Texel. Als punt van uitgang nemen we de omgeving van de dorpen Den Burg en Den Hoorn, beide in 't Z.-O. van het eiland gelegen. Het terrein is hier overal min of meer golvend en verheft zich in het Bergje tot ongeveer 10 m -f A.P. Het Bergje is een zandig gedeelte temidden van polders en vormt de oude kern van het eiland. Bij nader onderzoek blijkt de ondergrond te be staan uit zand en leem. In het leem vindt men voornamelijk Landmèter der Mijnen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1925 | | pagina 146