zijn verzand. Men noemt ze slufters. De 3e slufter mondde
vroeger uit ten N. van paal 25, tegenwoordig 3°° m ten
daarvan. In den winter van 1923—24 zijn door een N.-W.-storm
groote hoeveelheden zand aangebracht met het gevolg, dat de
mond naar het Z. teruggedrongen is.
Nog werd de aandacht gevestigd op muzikaal zand; bij het
strijken met den voet over het zand, hoort men een toon, over
eenkomende met de driedubbelgestreepte e, waarschijnlijk ont
staande door ontwijken van de ingesloten lucht. Vervolgens op
de zandlijnen, ontsaan door het afzetten van zout uit het zeewater
op het zand. Deze lijnen geven aan de hoogte, waarop het zee
water geweest is; men kan ze vergelijken met de isohypsen. Ten
slotte op gaatjes m het zand. Wanneer men met den voet op het zand
drukt, gaat het water naar beneden, de lucht daarentegen naar
boven waardoor cirkelronde gaatjes ontstaan. Verder kunnen ook
gevonden worden willekeurig gevormde gaatjes van zandmossels
en dergelijke. In aansluiting hiermede dient nog iets gezegd te
worden over de wadworm en de wadduizendpoot. De aanwezig
heid van het eerste dier blijkt uit het vinden van kringvormige
hoopjes gevormd aan het eind van de U-vormige buis, waarin
het dier leeft. Verder kunnen U-vormige indruksels of scheef
staande holten voorkomen. Het dier zelf is een rose gekleurde
worm, die door het afscheiden van een groen slijm anders ge
kleurd schijnt te zijn.
Als gevolg van de uitstekende regeling was het mogelijk het
grootste deel van het eiland in twee dagen te bezoeken en van
een en ander een volledig overzicht te krijgen. Met den indruk,
dat de excursie goed geslaagd was trok het gezelschap na afloop
huiswaarts.
(Van redactiewege bekort.) C. Krijgsman.
152