162 3) Over het aantal divisies van gedachten te wisselen thans, nu pas eene nieuwe regeling is ingegaan, heeft weinig zin. Al is deze regeling niet als «proef» betiteld, er zal moeten worden afgewacht, hoe zij werkt. Intusschen zal het steeds drukker en sneller wordend leven hoe langer hoe meer gaan vragen om een chef voor den dienst aan ieder groot kantoor. Vooral bij een dienstvak dat voor een groot deel technisch is, dat steeds eene ontwikkeling doormaakt en waarbij de hoedanigheid van het werk steeds verbeterd moet worden, is het noodig dat er voortdurend beoordeeling en leiding plaats heeft door een hoofdambtenaar, al zal de landmeter juist ook door den aard van zijn werk een zeer groote mate van zelfstandigheid moeten hebben. Denkt men aan hermetingen, waarbij soms weinig profijt getrokken werd van de ervaring opgedaan op andere plaatsen, dan zou men meer gecentraliseerde leiding wenschen. Voor een deel geldt dit ook voor den gewonen dienst, die nog iets meer systematisch en wellicht ook nog iets meer uniform kan verricht worden. Maar waar niet zelden jonge krachten met betrekkelijk weinig practische ervaring een volledige districtstaak te vervullen hebben en waar in 't algemeen bij tewerkstelling en bij afdoening van zaken rekening is te houden met factoren, die van het Departement uit niet te overzien zijn, kan met een zeer gering aantal chefs niet volstaan worden. Eene zoo ver gaande inkrimping als schrijver noemt, lijkt ons toe te zijn eene verarming van het vak. Nog zij opgemerkt, dat intensieve arbeidspraestatie ook bij gedecentraliseerde orga nisatie te verkrijgen is. 4) Tegen het beginsel om de metingen, noodig tengevolge van overdracht van gedeelten van perceelen, te laten betalen door belanghebbenden, is iets aan te merken, wanneer men zich op het standpunt stelt, dat er een kadaster ook afgezien van grondbelastingheffing moet bestaan als overheidsinstelling; voor de instandhouding hiervan zijn die metingen dan noodigDe schrijver staat dan ook voor: gedeeltelijke betaling. Bij de uitwerking hiervan zullen moeilijkheden en onbillijkheden zich voor doen. (Men vergelijke de werking van de kostenregeling van het «particulier werk», waarbij de betaling niet zelden in eene zeer scheeve verhouding komt te staan tot de waarde van den grond). Verleden jaar werd op de alg. vergadering door den schrijver eene motie ingediend over dit onderwerp, welke werd aangehouden. (Tijdschr. blz. 175 en v.v.). Mede om vruchtbaarheid van eventueel nieuwe bespreking te bevorderen is het bovenstaande artikel thans opgenomen. 6) De aangehaalde voorbeelden (Bussum, Laren en Blaricum) zijn met vele andere te vermeerderener blijkt uit, dat de kadastrale dienst niet behoorlijk met den tijd is meegegaan. Liever dan een instituut van «particulier landmeter van het Kadaster» in te voeren worde de landmeetkundige dienst van het Rijk met zijn betrekkelijk mono polistisch karakter verbeterd, zoodanig dat goede cartographische gegevens of land meetkundige hulp beschikbaar kunnen worden gesteld voor de gemeenten (deze laatste zelfs goedkoop, indien de Rijksinstelling mede voordeel heeft van de metingen). De uitslag eener proef de hoeveelste als hier gevraagd wordt, voor 't oogen- blik daargelaten hangende die in groote mate af van de personen die erbij betrokken zijn voorzien wij niet weinig «haken en oogen» tusschen den particulier landmeter taxateur-niet staatsambtenaar en den kadasterambtenaar, die de stukken heeft goed te keuren, de belangen des eersten zullen niet altijd parallel loopen met die van het kadaster.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1925 | | pagina 162