i78
Op 2 October bracht de algemeene secretaris (Col. H. G. Lyons),
rapport uit over de gebeurtenissen in de Union gedurende het tijdvak
van I April 1922 tot 31 Maart 1924, waaruit bleek, dat door toetreding
van 11 Staten en bedanken van Monaco het aantal deelnemende Staten
tot 24 was gestegen. Er kon aan worden toegevoegd, dat na 31 Maart
nog 3 Staten toegetreden waren, zoodat het totale aantal op 2 October
27 bedroeg.
Het rapport vermeldt de in Juli 1922 te Brussel genomen besluiten
van den Conseil International de Recherches; de aandacht moge ge
vestigd worden op de nrs. VI en VIII.
VI. Seuls les pays ayons adhéré au Conseil International de Recher
ches sont autorisés a s'affilier aux Unions qui lui sont ratacheés.
VIII. Les pays faisant actuellement partie de l'Association Géodésique
internationale réduite, ont, a titre exceptionnel et temporaire, le droit
d'adhérer a la section de Géodésie de l'Union Géodésique et Géophysique
internationale sans adhérer en même temps a l'Union entière.
Vervolgens werd behandeld een van de Union Géographique interna
tionale ingekomen verzoek om het vraagstuk der kaartprojecties, dat op
de agenda van de Section de Géodésie voorkomt, te doen behandelen
door eene gemengde commissie uit de twee Unions. Door den secretaris
van de Section de Géodésie (Col. G. Perrier) werd medegedeeld, dat
dit punt in zijne sectie reeds was besproken en dat daar met nadruk
erop was gewezen, dat de geodesische appreciatie van kaartprojecties eene
geheel andere is dan de geografische. De geografie heeft behoefte aan
de kaartprojecties voor het teekenen van kaarten, de geodesie bezigt eene
kaartprojectie als een geschikt hulpmiddel bij de uitvoering van bereke
ningen met een hoogen graad van nauwkeurigheid.
Voor de geografie is de cartografische voorstelling hoofdzaak; voor de
geodesie staan de mathematische eigenschappen der projectie-methode op
den voorgrond. De geodesie kan zoo goed als niet profiteeren van de
cartografische voorstelling. De Section de Géodésie wenscht het voor haar
zoo belangrijke vraagstuk in eersten aanleg op eigen gelegenheid te be
handelen, maar is gaarne bereid haar conclusies te gelegener tijd mede
te deelen aan de Union Géographique, waarvan valt op te merken, dat
zij nog in staat van wording verkeert. De Union vereenigde zich met
het door de Section de Géodésie ingenomen standpunt.
Daarna werden behandeld twee voorstellen van de American Geophy
sical Union. Het eerste betreffende kaarteeren van landen en oceanen,
werd verwezen naar de Sections de Géodésie en d'Océanographie ter
gemeenschappelijke behandeling; het andere betreffende oceanografische
onderzoekingen, werd in handen gesteld vun de Section d'Océano
graphie.