186
De ondervindingen opgedaan met meetdraden en meetbanden van invar
hebben geleid tot van verschillende zijden uitgesproken wenschen naar
gegevens betreffende de stabiliteit van dit materiaal. Eene te dezer zake
ingestelde commissie deed het voorstel tot het houden van een enquête,
waarbij gegevens verzameld zullen worden, welke na geordend te zijn
aan Guillaume, wiens afwezigheid ter conferentie betreurd werd, zullen
worden voorgelegd. De enquête zal zich uitstrekken over geen andere
van invar vervaardigde instrumenten dan de voornoemde draden en banden.
Werkzaamheden der Commissie
De bemoeiingen der Commissie betroffen in 1924:
de secundaire driehoeksmeting;
de slingerwaarnemingen.
Driehoeksmeting. Personeel.
Bij den aanvang van 1924 bestond het personeel voor de driehoeks
meting uit: de ingenieurs: Ir. N. Wildeboer; Ir. J. B. de Hulster; de
landmeters J. J. A. Heezemans en H. C. Hartman; de rekenaars
H. Vuurman en Mej. A. J. M. de Boer.
Aan laatstgenoemde werd met ingang van 1 Juli 1924 eervol ontslag
verleend.
Secundaire driehoeksmeting.
Wegens gebrek aan geldmiddelen moesten de terrein werkzaamheden
der secundaire driehoeksmeting zeer worden beperkt.
In plaats, dat met twee ploegen gedurende het seizoen van vijf maanden
terreinwerk zou kunnen worden verricht, zooals voorzien was toen op
1 Juli 1923 twee landmeters van het kadaster bij de Commissie werden
gedetacheerd en het budget der Commissie met de salarissen van deze
ambtenaren werd belast, kon wegens beperking van het subsidie, slechts
één ploeg gedurende twee en een halve maand terreinwerk uitvoeren.
De richtingsmetingen in Drachten I, die in 1923 waren aangevangen,
werden voltooid. Richtingsmetingen en centreeringsmetingen werden
voltooid op de driehoekspunten Nijega (Sm), Twijzel, Drogeham en
Bergum I; in het driehoekspunt Leeuwarden I (Oldehove), waar een
waarnemingspijler aanwezig is, werden de richtingen naar sommige oost
waarts gelegen driehoekspunten gemeten.
Aan de metingen op de stations Twijzel en Drogeham heeft deelge
nomen Ir. P. H. Poldervaart, tijdens zijne opleiding voor de betrekking
van aspirant-adjunct-brigadechef bij de Triangulatiebrigade van den Topo-
grafischen Dienst in Nederlandsch-Indië.
De berekening van de coördinaten der driehoekspunten werd voortgezet;
voor zoover metingen beschikbaar waren, werd zij voor de secundaire