controleursposten - gebouwd, dar niet noodig is voor de instand
houding van het Kadaster.
Zooals bekend is, geeft de schattingsdienst op ter uitmeting
ook kleine, tijdelijke, veranderlijke gebouwen en getimmerten.
Dat begon vooral erg te worden na 1910 en geschiedt ook nog
in de laatste jaren.
In de aanschr. van 20 Jan. 1895 n°. 65 D. B. werd geeischt
«dat de metingen in overeenstemming met de schattingen plaats
hebben».
Reeds in 1898 was de heer Boer ertoe gekomen, het aphorisme
neer te schrijven: «de gevaarlijkste dilettanten op kadastraal gebied
zijn belastingambtenaren».
Volgens res. van 22 Nov. 1904 n°. 3 D. B. kon vernummering
alleen voor de grondbelasting meer dan vroeger worden nagelaten
en behoefden gebouwtjes van minder dan 10 m2 oppervlakte niet
op de kaart voor te komen.
In 1912 heeft het Bestuur der Ver. v. K. en L. aan den Minister
van Financiën een adres met toelichting gezonden over kadastrale
toepassing van veranderingen in den gebouwden eigendom. Die
uiteenzetting is niet geheel zonder gevolg gebleven. Vergeleken
bij hetgeen in de aanschr. van 9 Febr. 1912 n°. 31 D. B. voor
kwam, was de op 1 Aug. 1918 in werking getreden bepaling
der I. K., dat de opmeting van andere dan hoofdgebouwen slechts
plaats heeft voor zoover de kaarteering daarvan voor de ver
kenning noodig is, weer een stap vooruit. Maar reeds bij aanschr.
van 27 Febr. 1919 n°. 66 H. en K. en D. B. werd het «richtsnoer»
in deze zaak weer eenigszins veranderd, en het is een feit, dat
tot nu toe aan verschillende kantoren nog tal van onbelangrijke
nevengebouwen worden opgegeven, waarvan opmeting achterwege
behoort te blijven. Voor het Kadaster is deze opmeting overbodig,
zelfs uit den booze door het werk dat er het gevolg van is en
het plan wordt er min of meer door bedorven. Naar het oordeel
der kadasterambtenaren is zij voor de bepaling der belastbare
opbrengst onnoodig en wordt er, op den keper beschouwd, ook
geen fiscaal belang mede gediend. Vele controleurs nemen thans
reeds met «te gering» of «onnoodig voor verkenning» als afdoening
van zulke posten genoegenhet is te wenschen dat allen, mede
als gevolg van de jongste aanschrijving, meting ervan niet noodig
zullen achten en het is daarbij te wenschen, dat ter voorkoming
192