toonen. In het W. deel zijn zij vrijwel constant en zwak positief, in het
O. deel zijn zij ook constant en zwak negatief; daartusschen ligt een
vrij plotselinge sprong, waarvan echter nog niet met zekerheid te zeggen
is of er reëele beteekenis aan gehecht moet worden.
Er werden twee waarnemingen aan den steilrand der continenten ver
richt, één ten Z. van Ceylon en één ten W. van Sabang. Voorloopig
laat het zich aanzien of de zwaartekracht boven den voet van de helling
in beide gevallen iets te groot is, om zich met een der bestaande theo
rieën te iaten verklaren, de definitieve reductie moet echter afgewacht
worden. De toekomst zal trouwens moeten leeren of dit een algemeen
verschijnsel of slechts een locale afwijking is.
Ten slotte werd de hoop uitgesproken, dat het mogelijk zal blijken
de waarnemingen voort te zetten.
DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RUIL
VERKAVELING.
Bij K.B. van 26 Nov. 1924 n°. 27 zijn benoemd in de Centrale
Commissie, bedoeld in art. 13 der Ruilverkavelingswet, tot voor
zitter: dr. L. Deckers, secretaris van den Ned. Boerenbond, te
's-Gravenhage;
tot leden: S. L. Louwes, secretaris va.n de Overijselsche Land-
bouwmaatschappij, te Zwolle; mr. dr. K. J.Frederiks, referendaris
bij het Dept. van B. Z. en L., te 's-Gravenhage; Jhr. C. E. W.
van Panhuys, directeur van het Rijksbureau voor de Ontwate
ring, te 's-Gravenhage; J. F. A. van Riessen, ingenieur-verifi
cateur van het Kadaster, te Utrecht;
tot plaatsvervangende leden: J. Middelveld te Ruinerwold;
J. Wuyte Jzn. te Huïzum bij Leeuwarden; Mr. dr. J. W.
Schneider, advocaat en procureur, te Hengelo (O.); G. J. van
den Broek, hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat, te 's-Gra
venhage; P. W. H. Paulussen, ingenieur-verificateur van het
Kadaster, te Roermond;
tot eerste secretaris: J. P. van Lonkhuysen, directeur der
Ned. Heidemaatschappij;
tot tweede secretaris: H. J. van Leus en, hoofdambtenaar bij
de Ned. Heidemaatschappij.
Op 8 December 1924 is deze commissie in het gebouw der
2Q