3°
Ned. Heidemaatschappij te Arnhem geïnstalleerd door den Minister
van B. Z. en L.
In zijne rede ging de Minister de taak der Centrale Commissie
na en in verband daarmede beschouwde hij hare samenstelling.
Hij wees erop, hoe naast hare werkzaamheid, voor het welslagen
der wet van groot belang is de ervarig der Ned. Heidemaat
schappij, in wier gebouw de zetel der Centrale Commissie ge
vestigd zal zijn, en sprak de verwachting uit, dat de proef, waarbij
functionarissen van een niet-officieel lichaam worden geroepen
tot een staatsfunctie, uitnemend zal slagen. Om de goede werking,
die van de wet wordt verwacht, te verzekeren, om haar te doen
zijn levend recht, mogen, zoo zeide Z. E., de kosten, aan ruilver
kaveling verbonden, niet worden opgedreven, zoodat zij van toe
passing der wet zouden doen afschrikken.
De Voorzitter, de rede van den Minister beantwoordend, wees
op de door hem en zijn medeleden op hoogen prijs gestelde om
standigheid, dat de Minister de Centrale Commissie persoonlijk
heeft willen installeeren en op het aandeel dat de Minister had
in het tot stand komen van de wet. Van groote beteekenis is
het, dat zooveel mogelijk vrijwillig aan de ruilverkaveling wordt
deelgenomen; ten einde dit te bereiken achtte hij de hulp der
landbouwvereenigingen onontbeerlijk. Enkele welgeslaagde ruil
verkavelingen zullen, naar hij hoopte, binnen niet te langen tijd
veel bijdragen tot het juiste inzicht bij belanghebbende eigenaars.
De eerste aanvraag is bij de Commissie ingekomen, zij betrof
de Hollumermieden op Ameland.
COMMISSIE INZAKE OPLEIDING LANDMETER.
Bij resolutie van 12 Dec. 1924, N°. 133 is eene commissie in
gesteld met opdracht om te onderzoeken:
a. welke werkzaamheden door alle landmeters ten behoeve van
het Kadaster moeten verricht kunnen worden en aan welke
eischen zij uit dien hoofde bij eerste aanstelling moeten
voldoen;
b. welke vakopleiding hiertoe wordt vereischt;