c. of, en zoo ja, welke bijzondere werkzaamheden nog aan land
meters moeten worden opgedragen, zoomede of deze werk
zaamheden in zoodanig aantal voorkomen, dat hiervoor aan
een bepaald gedeelte der landmeters eene afzonderlijke,
meer wetenschappelijke opleiding dient te worden gegeven,
dan wel of het meer economisch is, te volstaan met adviezen
van terzake kundigen, werkzaam bij andere takken van dienst.
In die commissie zijn benoemd: tot lid en voorzitter: Prof. Ir.
H. J. Heuvelink, Hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool
te Delft; tot leden: J. C. H. Luymes, Kapitein ter zee-titulair,
chef der afdeeling Hydrographie van het Departement van Marine,
te 's-Gravenhage; I. H. Reijnders, Kapitein van den Generalen
Staf, Directeur der militaire verkenningen, te 's-Gravenhage;
Mr. K. J. Bes, Landmeter van het Kadaster, te Leiden, tevens
Secretaris.
De commissie houdt hare zittingen te 's-Gravenhage.
Voor 'een goede landmetersopleiding is door de Ver. v. K. en
L. jarenlang geijverd. De naam C. W. Hoffmann als van iemand
wien dit punt zeer ter harte ging, mag in dit verband thans nog
eens genoemd worden. Het verslag van de commissie, welke
bestond uit de heeren Weijgers, van der Zande en Kempees
tot voorbereiding van een leergang te Wageningen, dateert van
1916. Drie jaren later kwam de landmeterscursus aldaar tot
stand; de rede van Prof. Dieperink bij de opening in October
1919 gehouden over de opleiding zal velen nog in het geheugen
liggen. Kort na het eerste lustrum van den cursus is nu eene
nieuwe commissie ingesteld, wier opdracht en samenstelling hier
boven zijn vermeld.
De eerste indruk bij het lezen daarvan mag een eenigszins
vreemde zijn, men voelt dat, waar bezuiniging en economische
inrichting bij alle takken van overheidsdienst volstrekt noodza
kelijk is, ons dienstvak geen uitzondering mag maken. De veel
soortigheid der eischen, waaraan voor het Kadaster moet worden
voldaan, en daarnaast het aan de orde zijn van verstrekking van
hulp, die niet altijd van zuiver kadastralen aard is, dat alles zou
kunnen leiden tot te wijdsche inrichting van een dienstvak en
te kostbare opleiding ervoor; zoo is b.v. ook de vraag gerecht
vaardigd of alle landmeters in cultuurtechnische richting gespe-
31