dwaze voorschriften als het overleggen door de landmeters van
verlofbrieven, staten 77 of uittreksels uit het register g aan den
hypotheekbewaarder (of een van diens klerken!).
Zal deze geleidelijke emancipatie van het Kadaster voortgang
vinden nu de inspecteursvacature op zoo'n ongelegen oogenblik
is ontstaan? Immers bij de behandeling der staatsbegrooting is
wel gebleken hoe gevoelig de Kamerleden nog zijn voor het
bereiken van oogenschijnlijk direct te controleeren bezuinigingen,
hetzij door de weigering van een hoogeren rang, hetzij door ver
mindering van het aantal functionarissen aan de Departementen.
En zal daarom het 2e. verslag der staatscommissie Rink niet
van zeer grooten invloed zijn bij de vervulling der inspecteurs
vacature?
Gaat men af op de persoonlijke meening van verschillende
autoriteiten aan het Departement van Financiën en leest men
daarna aandachtig de rapporten II (blz. 80 v.v.) en III (blz. 146
v.v.) van de reeds meer genoemde bezuinigingscommissie, dan
kan niet ontkend worden, dat de vertegenwoordiging van het
Kadaster aan het Departement gevaar loopt. Duidelijk is het niet
te lezen, want terwijl het 2e rapport de administratieve zaken be
treffende de hypotheken en het kadaster wil overbrengen naar de
afdeeling Successie en Personeel der registratie en aan den hoofd
directeur een ingenieur-verificateur wil toevoegen voor zaken van
het Kadaster, wordt in het 3e rapport als eenige bezuiniging
mogelijk geacht het aanwijzen van inspecteurs in plaats van
hoofdinspecteurs tot afdeelingchef. Bovendien deelt de Minister
daar mede «dat met het oog op de te verrichten werkzaamheden
het toch reeds beperkte aantal (afdeelingchefs) niet kan worden
verminderd zonder gevaar dat de afdoening dier werkzaamheden
tot nadeel van den staat en zijn schuldeischers wordt vertraagd».
Let men echter alleen op de positie, die het Kadaster in onze
samenleving inneemt en mitsdien op de erkenning waar dit
dienstvak aanspraak op kan maken, dan moet een verzwakte ver
tegenwoordiging aan het Departement tot de onmogelijkheden
gerekend worden. Zou het te rechtvaardigen zijn, dat een corps
van 200 ontvangers en inspecteurs der registratie vertegen
woordigd werd door één hoofddirecteur, 1 hoofdinspecteur, 2
inspecteurs en 2 surnumerairs (de afdeeling Domeinen buiten be
schouwing latende), terwijl een corps van 180 ingenieurs-
36