58
de secundaire driehoeksmeting;
de sterrekundige plaatsbepaling
de slingerwaarnemingen.
Basismeting.
In Januari 1923 ontving de Commissie van Toezicht op de Standaarden
van den meter en het kilogram een afdruk van het op 20 November 1922
door den Heer Ch. Ed. Guillauroe, Directeur van het Bureau Interna
tional des Poids et Mesures te Sèvres uitgebrachte rapport over de in
1921 in het Bureau uitgevoerde vergelijking van de Nederlandsche platina-
iridium meters nos. 19 en 27 met den platina-iridium meter n°. 26 van
het Bureau.
Uit dit rapport blijkt, dat voor de lengte van n°. 27 bij o° en in inter
nationale meters gesteld moeten worden:
N°. 27 1 meter -f 9,39 microns,
terwijl de uitzetting in microns gegeven wordt door de formule:
8,6x1 T+ 0,0010 T2,
waarin T de temperatuur volgens den waterstoftherroometer voorstelt.
Hieruit volgt, dat met t als temperatuur volgens den kwikthermometer,
voor de uitzetting gesteld moet worden:
8,560 t 0,0017 t1.
Volgens het in het jaarverslag der Commissie over 1918 aangehaalde
Verslag der vergaderingen van de Wis- en Natuurkundige afdeeling der
Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Deel XXIII bladz. 311329
werd in Januari 1914 voor de lengte bij o° van de in 1913 bij de basis
meting bij Stroe gebruikte meetstaaf gevonden:
L 4 meter 357,16 microns.
Dit resultaat werd verkregen door vergelijking van de meetstaaf met
den meter n°. 27 bij eene gemiddelde temperatuur van t 15° 46.
Voor lengte en uitzetting van n°. 27 werd toen aangenomen:
N°. 27 1 meter 8,67 microns bij o°
Uitzetting 8,4327 t -+- 0,00401 t1 in microns
Voor t tusschen o° en I50,4Ó bedraagt de gemiddelde uitzetting per
1° voor n°. 27
volgens gegevens van Januari 1923: 8,586 microns
zooals gebruikt in Januari 19x4: 8,495
Verschil: 0,091 microns
De lengte nan n°. 27 bij o° bedraagt:
volgens gegevens van Januari 19231 meter 9>39 microns
zooals gebruikt in Januari 1914: 1 8,67
Verschil0,72 microns
Met de in 1923 beschikbaar geworden gegevens voor n°. 27 wordt de