63 Aan den ingenieur Dr. C. de Jong, die met deze werkzaamheden was belast, werd met i Mei 1923 eervol ontslag uit den dienst der Commissie verleend. Slingerwaarnemingen. De ingenieur Dr. Vening Meinesz voltooide het verslag betreffende de slingerwaarnemingen, die hij in de jaren 1913 tot 1921 in Nederland heeft uitgevoerd, en van de waarnemingen te Potsdam, noodig voor de afleiding van de intensiteit der zwaartekracht op het hoofdstation de Bilt. Het verslag werd in de tweede helft van 1923 door de Commissie in het licht gegeven bij den Technischen Boekhandel en Drukkerij J. Waltman Jr. te Delft en op de gebruikelijke wijze verspreid. In Juni 1923 werd Dr. Vening Meinesz door de welwillendheid der Marine-autoriteiten in Helder in staat gesteld aan boord van een onder zeeboot te onderzoeken, of de door hem ontwikkelde methode voor de uitvoering der slingerwaarnemingen op zee aan boord van de onderge doken boot met goed gevolg zou kunnen worden toegepast. Dit geschiedde naar aanleiding eener opmerking, gemaakt door Prof. Ir. F. K. Th. van Iterson bij gelegenheid eener mededeeling van Dr. Vening Meinesz op het Natuur- en Geneeskundig Congres te Maastricht. De uitkomst was zoo gunstig, dat de Commissie vrijheid vond Zijne Excellentie den Minister van Marine te verzoeken vergunning te willen verleenen, dat de ingenieur Dr. Vening Meinesz, voor de uitvoering van slingerwaarne mingen in het ondergedoken schip, de reis naar Indië zou meemaken aan boord van een der onderzeebooten, die met het moederschip Pelikaan in September naar Indië zou vertrekken. Dit werd door den Minister wel willend toegestaan en 18 September scheepte de ingenieur zich met den slingertoestel en de noodige hulptoestellen voor photographische registree ring der waarnemingen te Helder in op Hr. Ms. Onderzeeboot K II. Den 24 December kwam hij te Batavia aan, na aan boord in de havens van Tunis, Alexandrië, Suez, Aden, Colombo en Sabang en in de onder gedoken boot voor de Straat van Gibraltar op 2, in de Middellandsche Zee op 6, in de Roode Zee op 4, in den Indischen Oceaan op 7 en in de straat van Malakka op 2 punten waarnemingen te hebben gedaan. Aanvankelijk was de zee zoo onstuimig, dat het niet mogelijk was waar nemingen uit te voeren; te Gibraltar werd met medewerking der Engelsche autoriteiten aan de Marinewerf een door Dr. Vening Meinesz ontworpen ophanginrichting voor den slingertoestel vervaardigd, dat den invloed van de dwarshellingen van de boot op dien toestel ophief. Na het ingebruik- nemen van die inrichting is de beweging van de boot nimmer meer een beletsel geweest tot het uitvoeren van waarnemingen. De reis is met het beste gevolg bekroond. De methode is niet alleen in zeer verschillende omstandigheden bruikbaar gebleken, maar de nauw-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1925 | | pagina 63