li
onder invloed van zon en maan; de horizontale slinger; bepaling
van de elasticiteit der aarde; bepaling van de elasticiteit der
aarde uit de poolbevveging.
In een volgenden druk zullen vermelding kunnen vinden, dit
zij in dit verband opgemerkt, de slingerwaarnemingen op zee,
verricht door onzen landgenoot Dr. Ir. F. A. Vening Meinesz
waarover in 1923 een publicatie verscheen.
De aardmeting in hare tegenwoordige organisatie vormt een
stof zoo uitgebreid, dat bij beschrijving daarvan steeds beperking
geboden blijft. Dit vooropgesteld kan men zeggen dat in dit
werk, waarin het aandeel van Duitschland terecht naar voren
komt de rekenvoorbeelden uit de praktijk hebben ook veelal
betrekking op dit land toch klaarblijkelijk gestreefd is naar
volledigheid; in kleineren druk vindt men telkens, naast mede-
deelingen over de historische ontwikkeling van de behandelde
instrumenten of methoden, verwijzingen naar de literatuur uit
alle landen over het onderwerp.
Bij de berekening der zijden van de als sferisch beschouwde
driehoeken van een net zijn uitvoerig behandeld de methode van
Legend re en de additamentenmethode, een derde benaderings
manier, hoewel niet meer gebruikt, had om hare historische be-
teekenis even genoemd kunnen zijn, n.l. die welke door Delambre
werd toegepast en in navolging van dezen door Krayenhoff.
De naam Krayenhoff is niet vermeld in het boek, hetgeen te
billijken is, daar zijn net niet is benut als graadmeting. Nederland
wordt als deelnemer aan de «Internationale Aardmeting» genoemd,
maar verder blijkt ons landje vrijwel schuil te gaan. Men treft
den naam van wijlen Prof. Schols een paar maal aan, Prof.
Heuvelinks onderzoekingen over randverdeelingsfouten (Zeitschr.
f. Verm. 1913) worden aangehaald (deze zijn later voortgezet:
Zeitschr. f. Instr. 1925), doch van de Nederlandsche Rijksdrie
hoeksmeting wordt geen melding gemaakt, hoewel deze triangulatie
meetelt in de lengtegraadsmeting op 520 N.B. (punt Ubagsberg),
naast die van Engeland, België, Pruisen en Rusland. Bij de pa
ragrafen gewijd aan de conforme afbeelding van ellipsoïde op
bol en van bol op platte vlak vindt men dan ook niet de over
brenging, zooals die voor ons hoofddriehoeksnet kon geschieden,
van gegevens op de ellipsoïde (azimuths der zijden en lengten
der koorden) rechtstreeks tot coördinaten in het platte vlak, met