HET KADASTER EN DE EIGENDOMSTITEL VAN ONROERENDE GOEDEREN. Rapport op het door den Ned. Bond van Huis- en Grondeigenaren en Bouwondernemers op 26 en 27 Mei 1926 te Leiden gehouden congres uitgebracht door eene daartoe benoemde commissie, bestaande uit de heeren L. J. Roborgh, voorzitter, Mr. K. J. Bes, secretaris, en H. H. Kreeftenberg. Het Kadaster in het Algemeen. Het kadaster, dat bestaat uit registers en kaarten, geeft een beschrijving van den bodem. De kaart bevat niet alleen een topografische beschrijving, maar ook een economisch-juridische, immers naast de ligging van wegen, rivieren, slooten, gebouwen enz. vinden we daarop eene indeeling in van een nummer voor ziene perceelen, welke een overzicht geeft van de wijze, waarop de grond door de verschillende eigenaren en andere zakelijk gerechtigden wordt bezeten. Het nummer dient voor de onver gankelijke en ondubbelzinnige aanduiding van het gedeelte van den bodem en legt het verband tusschen kaarten en registers. In de laatste vindt men voor elk nummer de zakelijk gerechtigde en daarnaast de wijze van bebouwing, de oppervlakte enz. aan- geteekend. Door het kadaster worden tweeërlei belangen gediend: nl. overheidsbelangen en particuliere. De overheid wenscht voor het heffen van grondbelasting (nevenbelangen buiten beschouwing latende) een actueel overzicht van alle onroerende goederen en van degenen, die grondbelastingplichtig zijn. De grondeigenaar, ruimer gesproken de zakelijk gerechtigde op onroerend goed (erfpachter, opstalhouder, hypotheekhouder) en ook hij, die zakelijk recht wil verwerven, wenscht iets dergelijks, maar stelt zijn eischen hooger. Hij verlangt, dat het Kadaster hem zal kunnen inlichten omtrent de juiste ligging der eigensdomsgrenzen en andere grenzen van zakelijk recht, menigmaal ook omtrent vroegere toestanden en hem zal kunnen verstrekken de juiste oppervlakte der ongebouwde eigendommen (althans voor zooverre min of

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1926 | | pagina 109