lossen. Zijn er meer dan 3 richtingen gemeten dan wordt het systeem oplosbaar door de methode der kleinste vierkanten: vk ak A x -f- bk A y 0 (^k a.k) Men verlangt [v v] minimum. Men ziet nu in, dat de metingen op P. 1 alle gegevens ver schaffen voor de oplossing, met uitzondering van de s in de coëffi ciënten a en b. Wij merken op, dat, als Ax en Ay klein zijn, (wat zij behooren te zijn, anders gaat de Taylor-ontwikkeling niet ver genoeg) a en b slechts tot op 1 °/o nauwkeurig behoeven te worden bepaald. Dan behoeft s ook slechts tot op -j- a 1 °/o nauwkeurig bekend te zijn. Een ruwe benadering is voldoende. Is de afstand uit de kadastrale kaart af te passen, dan kan daarmee worden volstaan. Anders kiest men een hulppunt P. 2 zóó, dat de richting P. 1 P. 2 niet samenvalt met een der richtingen P. 1 Rk. Men neemt de richting naar P.2 in de metingen op P. 1 mee en meet bovendien in P. 2 naar P. 1 en naar de richtingen Rk. Men bepaalt den afstand P. 1 P. 2 d. In ARP|P2 is nu bekend d,/RP1P2=« sin P R P2 Pi =(3. Zoodat s gevonden wordt uit s=d^ Naarmate s toeneemt worden a en b kleiner. Voor een zelfde verplaatsing Px P wordt bij toenemende s, <p kleiner. De A x en A y zullen des te nauwkeuriger worden opgelost, naarmate de richtpunten R dichterbij liggen. Echter is het wenschelijk dat één ver afgelegen punt wordt opgenomen; wordt dit Q genoemd, dan kiest men de richting <J)q als Y as, aQ en bQ worden nu zoo klein dat zij naast de andere a en b verwaarloosd kunnen worden. Men heeft dan inplaats van (2) $<2 <pQ zoodat overeenkomstig (4) (J)Q XQ o waaruit o direct wordt opgelost. Vervolgens worden $k «k o ak A x -j- bk A y. Uit 2 vergelijkingen worden Ax en Ay opgelost. Meer ver gelijkingen worden vereffend. 1 20

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1926 | | pagina 120