Als derde concreet geval uit de laatste jaren halen wij aan de
in 1923 tot stand gekomen markverdeeling onder de gemeenten
Eersel, Riethoven en Bergeik, in Noord-Brabant. Het landmeet
kundig werk, waaronder viel een plan van wegen en waterloopen
en de indeeling in nieuwe perceelen, werd verricht door een
ambtenaar van de Ned. Heide-Maatschappij. Na het inkomen
der akte moest voor kadastrale toepassing nogmaals het geheele
terrein 500 ha) gemeten worden.
Om te voorkomen het oneconomische dubbel meten en tege
lijkertijd te voorkomen de talrijke in-consorten-stellingen, die bij
dergelijke gevallen nog al eens te vreezen zijn, zou men een
verminderd tarief toegepast willen zien, als het groote werken
van particuliere personen of instellingen betrof. (Vgl. art. 11 van
de Wet van 3 Apr. 1922, Stbl. 166).
Begrijpelijk is, dat om dezelfde redenen de geneigdheid kan
ontstaan, de andere werkzaamheden van landmeetkundigen of
cultuurtechnischen of cartografischen aard, die thans als regel
niet verricht worden bij het Kadaster, aan te trekken.
De groote beteekenis van het Kadaster ligt in de vastlegging
der grenzen en zal in de toekomst nog meer daarin gelegen zijn
dan reeds het geval is. Dit standpunt moeten de Kadasteramb
tenaren vooropstellen en blijven innemen, of zij het Kadaster al
of niet verder willen zien uitgroeien tot een universeel meetin
stituut. Uitbreiding van het kadastrale archief met stukken, die
b.v. de ligging van kabels of waterleidingen aangeven, heeft
geen zin. Dat dergelijke kaarten buiten het Kadaster om worden
vervaardigd ligt voor de hand. Maar als de grenzen van de
verschillende eigendommen in het geding komen, zooals bij ge
meentelijke uitbreidingsplannen en gemeentelijke grondbedrijven
veelal het geval is, moeten die betrokken diensten contact zoeken met
het kadaster, dan raken zij het speciale terrein van dezen Rijksdienst.
Al heeft het Kadaster nog geen bewijskracht ten aanzien der
grenzen, toegegeven zelfs dat constateering van een zekeren bezits
toestand bij opneming door een ander lichaam beteekenis kan
hebben, zoo lijkt het mij toch onbetwistbaar, dat een kaart waarop
eigendomsgrenzen worden voorgesteld en die samengesteld wordt
buiten het Kadaster om, een belangrijk vitium originis aankleeft!
Het is jammer, dat de Heer Smit in zijn reeds genoemd opstel
129