bewerkt worden, m.a.w. in de gronden bestemd voor uitbreiding
der steden en dorpen; en
3°. dat met het oog op de voltooiing van de secundaire drie
hoeksmeting in Nederland, het tijdstip van verbetering van het
Kadaster thans bijzonder gunstig is.
Met het technisch gedeelte van het rapport van de commissie
«Roborgh» en de rede van den heer Kreeften berg op de Al-
gemeene Vergadering over de uitbreiding van den technischen
grondslag zóó, dat het eerst nieuwe kaarten zouden ontstaan in
terreinen, waar zij het meest noodig zijn, kon de vergadering
zich zoo pas nog geheel vereenigen! Oók onze geachte collega
Smit komt in jaargang 1920 (4_/5e aflevering) van ons Tijdschrift,
in een belangwekkende studie in verband met art. 30 en 31 der
tegenwoordige Woningwet, tot de conclusie, dat bij vastgesteld
uitbreidingsplan voor kleinere gemeenten de voordeelen van
nauwe samenwerking tusschen Kadaster en gemeente voor beide
groot moeten zijn en wel voor het Kadaster wegens «tot stand-
koming van vaste punten met onderling verband; verkrijging
van geleidelijke gegevens, die hermeting overbodig maken, een
methode van werken, die onder 't kantoor Amsterdam voor som
mige gemeenten in de laatste jaren vrij consequent doorge
voerd is.»
Komen dus alle schrijvers tot gelijke conclusie, n.l. dat door
het Kadaster op dit terrein groot werk kan worden verricht en
dat op ons dienstvak een zekere verplichting rust in deze met
den tijd mede te gaan, het denkbeeld van zelfstandig hermeten
onder particuliere leiding werd door niemand naar voren ge
bracht! Indien de gang van zaken evenwel eenmaal tot optreden
van het Technisch Bureau in een bepaalde gemeente had geleid,
zou ik toch op zijn minst wenschen dat het Kadaster, als ver
goeding voor het kapitaal, verwerkt in de secundaire driehoeks
meting, (die toch voornamelijk voor kad. doeleinden heeft plaats
gehad) en de verstrekking van de coördinaten (die niet in den
handel zijn) aan de gemeenten, de leiding of het toezicht behield
bij werkzaamheden die Rijk en gemeente tezamen ten goede komen.
Zelfs voor den ontworpen particulier-landmeter van het Kadaster
wenscht de heer Smit toch: «volkomen samenwerking met den
Kad. dienst (zie bl. 157 e.v. jaarg. 1925) en voortdurend en inten
sief toezicht van den Rijksdienst. Voldoen de metingsstukken
IÖ2