congres in dezen buiten bezwaar der kas bij acclamatie
gekozen.
f. Na eene opmerking van den heer Smit over hetgeen dien
aangaande in de statuten is bepaald, wordt de heer Vriend bij
enkele candidaatsstelling tot bestuurslid herkozen.
De heer Vriend verklaart deze benoeming aan te nemen.
g. De heer de Kor ver herinnert aan de besprekingen ge
houden in de vorige algemeene vergadering. Z.i. is in het artikel
van den heer Vriend in ons laatste Tijdschriftnummer, de
kwestie der uitvoerbaarheid objectief beschouwd. Hij is van
meenin^, dat uit deze besckouwingen moet worden geconclu
deerd, dat het wenschelijk is de zaak te laten rusten en stelt
daarom voor, den secretaris te bedanken voor de genomen moeite
en over te gaan tot de orde van den dag.
De heer Houben is van meening, dat uit het artikel, dat z.i.
ook nog onvolledig is, geenszins volgt de onuitvoerbaarheid der
motie-Smit. Als een eenvoudig middel van verhaal der kosten
wijst hij op het grondbelastingbiljet.
De heer Smit zegt, dat hij met de oorspronkelijk door hem
voorgestelde motie niet anders heeft bedoeld dan een bezuini
gingsobject aan te wijzen. De houding van den heer de Kor ver
begrijpt hij niet. De heer Vriend ontkent geenszins de uit
voerbaarheid. Wel is zijn artikel onvolledig; spreker wijst in
dit verband op de grensregeling. Ook is hij het niet eens met
de stelling van den heer Vriend, dat hierbij vooral gelet moet
worden op de waarde van den grond. Z. i. is de reden van de
vele aanvragen om uitmeting in Holland gelegen in het meerdere
vertrouwen, dat men aldaar in het Kadaster stelt. Geenszins is
derhalve komen vast te staan, dat zijne voorstellen onuitvoer
baar zijn.
De heer de Korver zet nog nader zijn standpunt uiteen.
Men kan bij de Regeering niet aankomen met de wenschelijk-
heid zonder de uitvoerbaarheid te hebben aangetoond. Het
zwaartepunt van het betoog van den heer Vriend ligt in de
stelling, dat feitelijk de kosten van ons dienstvak reeds worden
verhaald door de heffing der registratierechten. Het zal dus
verstandig zijn de zaak verder te laten rusten.
168