Naar aanleiding van een en ander vraagt spreker zich af of
het wel juist is den factor «ligging» in de schatting te verwerken
en of dit eigenlijk niet strijdt met de bepaling, dat speculatieve
waarde niet in aanmerking komt.
Toch verwacht spr. bij de ter visie ligging der schatting
weinig reclames; om evenwel een conclusie te kunnen trekken
moet gewacht worden tot de ter visie ligging van het plan van
ruilverkaveling en misschien zal dan blijken, dat de hierbij inge
brachte bezwaren grootendeels in de schatting hun ontstaan vinden.
Op één punt wil spr. thans nog wijzen n.l. op de verdeeling
van de grondbelasting ongebouwd over de nieuwe kavels.
Met den betrokken controleur der grondbelasting is overeen
gekomen om den nieuwen toestand in potlood op de herzieningsplans
aan te brengen en dan met behulp van het herzieningsregister een
verwijzing op te maken uit de herzieningsklassen en dus niet
uit de perceelen.
Hiermee zal veel tijd worden bespaard, volgens een genomen
steekproef minstens 90
Spr. constateert, dat de taak van den landmeter bij de ruil
verkaveling een belangrijke is. Hij is toch de eenige van alle
meewerkenden, die zich voortdurend met de ruilverkaveling bezig
houdt en daardoor veel kennis van zaken opdoet. Daarom mag
hem dat aandeel in de uitvoering, wat hem ook reeds krachtens
zijn overige kennis en ervaring toekomt, niet onthouden worden.
Met een woord van hulde aan den heer van Riessen, aan
wien het te danken is, dat de eerste landmeters-deskundigen,
volgens art. 29 der wet, vol vertrouwen hunne schreden op het
Nederlandsche ruilverkavelingsterrein hebben kunnen zetten,
eindigt spreker zijne rede.
Onder applaus der vergadering dankt de Voorzitter den
spreker voor de moeite, die hij zich wel heeft willen getroosten,
en voor zijne interessante en leerzame uiteenzettingen.
k. Als plaats van bijeenkomst in 1927 wordt aangewezen
Amsterdam.
I. De heer Prinsen vraagt naar het resultaat van het request
inzake de plaatsing van de adspirant-landmeters in het Reis
besluit.
I 82