overeenstemden met het inzicht, dat langs philosophischen weg
reeds het zijne was geworden. Zoo ontdekte hij hoe langer hoe
meer schoonheid in het beginsel der relativiteit en daardoor is
de geestdrift te verklaren, waarmede verschillende bladzijden
geschreven zijn.
De schrijver heeft zijn stof ingedeeld in vier hoofdstukken en
aldoor den draad goed vastgehouden.
Het eerste is een inleiding, waarin de centrale idee van het
relativisme wordt verklaard en waarin door voorbeelden wordt
aangetoond, dat de mathematisch-physische formuleeringen hulp
middelen zijn voor het steeds verder benaderen der werkelijkheid.
In het tweede hoofdstuk wordt besproken het iif'wndere ^rekt-
tiviteitsbeginsel.
Bij de behandeling van de proef van Michelson worden de
uitkomsten van de onlangs door Miller verbeterde voortzetting
dezer proef niet vermeld. (Zij zullen misschien invloed hebben
op de houdbaarheid der theorie in haar tegenwoordigen vorm).
Over het verschil in interpretatie door Lorentz en door Ein
stein van het negatieve resultaat van de proef van Michelson
handelen een aantal echt «philosophische» bladzijden, in vlotten
stijl, getuigend van origineele zienswijze en van groote bewon
dering voor Einstein! zonder dat men kan zeggen dat de rol,
die Lorentz heeft gespeeld bij de ontwikkeling der theorie, te
laag wordt aangeslagen.
Het derde hoofdstuk is gewijd aan het algemeene relativiteits-
beginsel. Daarin komt ook ter sprake de toetsing van de theorie
aan de waarneming. Al licht voor haar waarheid geen volledig
bewijs opgesloten in de uitkomsten van dat experimenteeren, die
uitkomsten verhoogen toch in hooge mate het vertrouwen erin
en stellen nog meer de waarde in 't licht, die zij heeft als werk
hypothese.
De praecessie van het perihelium van de Mercuriusbaan (waaraan
bij het opstellen van de theorie niet gedacht is, maar welke
achteraf is nagegaan toen de theorie opgesteld was) en de krom
ming van de lichtstralen in het zwaartekrachtsveld der zon, deze
niet minder frappante bevestiging van de theorie, beide worden
door den schrijver aangehaald. Niet de derde toetsing: de kleine
verschuiving der spectraallijnen, die bij het licht van hemellichamen
door de zwaartekrachtspotentiaal zou moeten plaats hebben naar
26