49
A B
AD,= BA -f («q /3q) en A Dq sin f3q voor A en resp.
B Dp A B («p A>) en BDP= sin voor B,
sin pp
leveren de coördinaten van Dq en Dp waaruit de beide oriën
teeringen voor de in P en Q gemeten richtingen kunnen be
rekend worden.
Ook hier kan voor de berekening van de coördinaten van P
en Q uit buitenrichtingen worden uitgegaan niet alleen van
A en B, maar ook van A of B en één der hulppunten.
Het geval, waarbij P en Q gelegen zijn aan weerszijden van
de lijn A B, treft men veelal in de verschillende leerboeken aan
en wordt opgelost met behulp van het hulppunt van Collins.
Denken we eens, dat in P gemeten zijn de richtingen
(P C) (P A) (P Q) en in Q (Q P) (Q B) (Q C), ook dan kunnen
deze richtingen in het definitieve stelsel worden georiënteerd,
door van twee punten op P Q gelegen de coördinaten te be
rekenen en daaruit de richtingshoek P Q af te leiden.
Uit de fig. volgt:
ADp CA4-(«p /3P), ADP= sin (3P en
sin ocp
BD,= CB («q /3q), BDq P sinXq
sin pq
zoodat de coördinaten van Dp uit A en die van Dq uit B te
berekenen zijn. P en Q zijn vervolgens in coördinaten bekend
door toepassing van het vraagstuk der buitenrichtingen, uit-
Sin OCq