53
DE INSTANDHOUDING VAN HET KADASTER
DE BELANGEN VAN HET PUBLIEK?
Aan de burgers van een staat wordt bij herhaling voorgehouden,
dat de Staat en zijne instellingen er zijn voor het volk. Maar
heel enkele theorethici durven het vol te houden, dat de Staat er
voor zich zelf is.
Men zou dus denken, dat, indien voor een staatsinstelling de
werkkring bepaald wordt, bij de voorschriften, die daarop betrekking
hebben, zoo al niet uitdrukkelijk gezegd wordt, dat dan toch
minstens gedaan wordt alsof men het publiek wil gerieven
met de vaststelling van die regelen.
Gewoonlijk vindt men echter in de Instructies geen motieven.
En jammer is het, den enkelen keer, dat ze worden gegeven, te
moeten zeggen, dat de bewondering daarvoor niet bijster groot
kan zijn.
Men oordeele zelf:
«Aanschrijving van het Ministerie van Financiën, n°. 36, d.d.
«28 Nov. '25. Algemeene regelen enz.»
«Ter aanvulling van de dezerzijdsche aanschrijving van 1922
«betreffende de nummering van woningcomplexen, merk ik op,
«dat het voor de instandhouding van het kadaster voldoende is,
«aan een woningcomplex, waarop door dezelfde persoon dezelfde
«zakelijke rechten worden uitgeoefend, één nummer te geven».
Hier wordt dus officieel de «instandhouding van het kadaster»
geproclameerd tot de bestaansreden van het voorschrift.
Nu is het waar, dat ieder organisme in de eerste plaats voor
zijn instandhouding heeft te zorgen, alleen al, omdat anders niet
getracht kan worden de leuze «lek dien» uit de daden te doen
spreken.
Maar als men niet meer doet, dan wat strikt noodzakelijk is
voor de instandhouding van het organisme, zonder te vragen, of
het zijne functies naar behooren ten algemeenen nutte kan ver
vullen, dan lijkt zulks veel op een sterk doorgevoerd egoisme.
En dat inderdaad door een voorschrift als vermeld, het publiek
belang slecht gediend is, al wordt het kadaster dan ook «even
voldoende» ermede instand gehouden, behoeft weinig betoog.
Wanneer bijvoorbeeld een aannemer een «complex» woningen
OF