In (5) hebben clus de tellers in het 2e lid hetzelfde teeken, gevende positieve verhoudingsgetallen. b. Nu is: cc A; y C en (3 18o° -)- B. I» (5) zij» tellers in het 2e lid alle o, waardoor de ver houdingen van PA, PB en PC onbepaald worden. c. Hier heeft men: oc A o, y C o en dus (3 B 180° Weer hebben we dus in (5) 3 positieve verhoudingsgetallen Krachtens de gegeven afleiding is de formule (5) algemeen geldig, mits aan de gemaakte afspraken is voldaan. Laten nu gegeven zijn 4 punten A, B, C en D (Fig. IV). In een punt P zijn de richtingen naar deze 4 punten gemeten. Men heeft hier een overtollige waarneming. De voorwaarde laat zich met behulp van (5) gemakkelijk opstellen. Men heeft n.l. met A ABC: PA sin 1(3) (2) C A BJ sin ACB PC- sin /CAB sin 1(2) - (i)-/ACB| en met A A C D: P A sin {(4) (3) C A Dj sin A C D P C sin CAD sin |(i) (4) A C Dj Gelijkstelling van (7) en (8) geeft de voorwaarde. Thans volgt een uitgewerkt voorbeeld. A, B, C en G (Fig.'V) zijn gegeven punten. In het te bepalen punt P zijn de volgende waarnemingen verricht: G os ooc 63 A 58 75 Verder is gegeven in: G °5C en C 48 44 67 De richtingen in A en C zijn georiënteerd. Voor de bepaling van P zij n aanwezig 4 binnen. - en richtingen. Er moeten dus 3 voorwaardenvergelijkingen worden gevonden. OOcc C 17 00 32 00 CQ 60 86 G 5ë 00c 45CC 19E 20cc A B 236 54 94 A 1 I I 3i 62 P 280 37 71 B 1 23 C 311 31 62 P 239 28

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1926 | | pagina 5