77
wat de X betreft, respectievelijk 3, 2, 2, o, 4,
3. 1, 2, 2, -f- 5 en o cm,
wat de Y betreft, respectievelijk 0,-3, 1, 1, 4, 1,
4, 2, 6, +5 en 2 cm.
Wanneer men bedenkt, dat de waarnemingen zijn verricht
tijdens een examen, door adspirant-landmeters, in 't algemeen
met weinig practijk, en meermalen onder ongunstige weersom
standigheden, spreken deze cijfers nog duidelijker.
Nu wil ik nog enkele regelen wijden aan de bij de veelhoeks-
meting bereikte nauwkeurigheid. Dit is ook weer het eenvou
digste aan de hand van enkele voorbeelden. Ter verduidelijking
is daarom eene kleine schets van de te bespreken trekken hierbij
afgedrukt.
Eerst wil ik behandelen een trek op het vlakke terrein (wel
bebouwd, met houtwallen en verdere terreinhindernissen).
Trek I. In werkelijkheid zijn dit twee trekken en wel van
punt 505 naar 194 en vandaar naar punt 149. Punt 505 is een
basiseindpunt van den door ons bepaalden toren der Koninklijke
stallen (punt 37), terwijl 194 en 149 twee driehoekspunten zijn.
Om de nauwkeurigheid van de 2 trekken te controleeren is
n°. 194 ook als veelhoekspunt in trek 505149 berekend. We
vonden voor 194:
als driehoekspunt X= 39149.48 0.04 Y 9023.60 0.04
als veelhoekspunt X= 39149.44 Y 9023.61
Daar de drie bedoelde driehoekspunten door terreinhindernissen
niet wederzijds konden worden ingesteld en elk punt uit geheel
verschillende richtingen is bepaald (op één enkele uitzondering
na) kunnen de resultaten zeer gunstig genoemd worden.
Trek II, een voorbeeld uit een gelijksoortig terrein, is een
samenvoeging van drie trekken. Driehoekspunt 198 is gelegen
op een hoogen spoordijk, terwijl 97 voorstelt het midden van een
fabrieksschoorsteen. In dit laatste driehoekspunt kon dus de hoek
niet direct worden gemeten, deze werd afgeleid uit eene hulp
constructie (gebruikt bij het verzekeren van punt 97). Van punt
200 tot punt 227, als één veelhoekstrek vereffend, werd gevonden
voor de coördinaten:
van punt 198 X 41517.36 Y 5958.58
en van punt 97 X 40494.40 Y 5436.72