78 In formulier 4 was gevonden: voor punt 198 X 41517.35 +0.03 5958.55 ±0.02 97 X 40494.46 0.02 Y 5436.68 0.02 Wanneer wij den op schaal geteekenden trek bezien met zijne soms niet gestrekte hoeken en de in lengte zeer verschillende zijden komt men onwillekeurig tot de conclusie, dat men bij nauwkeurig werken niet al te streng aan de theorie behoeft vast te houden. Trek III. Hierbij ben ik van het gunstige terrein afgestapt en heb een voorbeeld gezocht in de bosschen met sterk afwisse lend hoog en laag niet alleen, maar ook met lastige begroeiing van hooge heide en struikgewas. Hierdoor is men niet alleen verplicht dikwijls korte zijden te nemen en heeft men met de lengtemeting grooter bron van onnauwkeurigheden, maar ook de hoekmeting verliest in waarde, daar men dikwijls niet op den voet den staaf kan instellen, dikwijls baken moet gebruiken en men dus afhankelijk is van zuiver rechte baken en van arbeiders, die goed kunnen aflooden. De uitkomsten zijn dan ook lang niet zoo gunstig als bij de metingen op het vlakke terrein. Het zijn in werkelijkheid weer twee trekken. Punt 107, berekend als polygoonpunt in trek 68112, levert ons: X 35337-69 7107.46, terwijl wij voor hetzelfde punt, als driehoekspunt vereffend, vonden: X 35337-52 °-°2 ¥=7107.49+0.03. Men ziet dus uit bovenstaande gegevens dat de meting de grootste oorzaak is van deze verschillen. Trek IV. Hierin is weder een andere ongunstige factor voor veelhoeksvereffening verwerkt. Het terrein was een grintweg, voor het grootste gedeelte nog al sterk hellend. Als voornaamste bron voor ongunstige resultaten komt echter het volgende in aanmerking. Deze trek is als drie verschillende trekken behan deld, nl. van 543 (basiseindpunt van Apeldoorn I) naar 230; van 230 naar 94, en van daar naar 626. Punt 94 is een torentje op de oude villa «Berg en Bosch», waarop geen hoekwaarnemingen zijn gedaan. (In 547 was daarom ook Apeldoorn I ingesteld.) Nu zijn deze drie trekken gemeten door verschillende landmeters met verschillende arbeiders, en verschillende meetveeren. En dit is nu juist de ongunstige factor bij het vereffenen van de veel hoeksmeting van punt 543 naar punt 107 als éen trek (trek IV).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1926 | | pagina 78