94
2. Bij niet-naleving van deze verplichting handelt de bewaarder op de
wijze voorgeschreven in artikel 20, vierde lid. Het bepaalde in het vijfde
en zesde lid van dit artikel vindt overeenkomstige toepassing.
Artikel 29.
Wanneer een schip, dat hier te lande in het daartoe bestemde scheeps
register is teboekgesteld, buitenslands aan een buitenlander is verkocht,
zullen de na te noemen personen verplicht zijn om binnen twee maanden
na dien verkoop ten kantore van bewaring van de hypotheken, waar het
schip is teboekgesteld, aangifte te doen van dien verkoop.
Tot deze aangifte zijn gehouden de personen, genoemd in artikel 317
van het Wetboek van Koophandel, zoomede de kapitein, in het geval hij
overeenkomstig het eerste lid van artikel 362 van dat Wetboek het schip
heeft verkocht.
Van het bewerkstellingen dezer aangifte zal de aangever van den be
waarder een bewijs kunnen vorderen.
Artikel 30.
1. De bepalingen, voorkomende in de zesde afdeeling van den XXsten
titel des IId"n boeks van het Burgerlijk Wetboek, zijn insgelijks ten deze
toepasselijk.
2. De bewaarder is verplicht, van alle aanteekeningen, de teboek-
stelling van een schip betreffende, dadelijk mededeeling te doen aan de
schuldeischers van de op dit schip ingeschreven hypotheken. Deze mede
deeling wordt gezonden naar de in het borderel gekozen woonplaats.
Bij niet-naleving van deze verplichting is noch de Staat noch de bewaar
der tot vergoeding van mogelijk nadeel gehouden.
Artikel 31.
1. Dit besluit treedt in werking met ingang van den dag waarop de
wet van 22 December 1924 Staatsblad n°. 573) in werking treedt.
2. Op dat tijdstip vervalt het Koninklijk besluit van 21 Juni 1836
[Staatsblad n°. 41) met de daarin aangebrachte wijzigingen en wordt het
oude register voor schepen gesloten. Niettemin zullen doorhalingen van
vóór dit tijdstip plaats gevonden over- of inschrijvingen nog in het oude
register kunnen geschieden.
3. De artikelen 26 tot en met 28 treden evenals de overige artikelen
van het onderwerpelijke besluit, voor zoover zij ter toepassing van deze
artikelen 26 tot en met 28 in aanmerking komen, in werking gelijktijdig
met Ons besluit, waarbij overeenkomstig de Slotbepaling van de in het
eerste lid vermelde wet artikel XII van hare Overgangsbepalingen in
werking wordt gesteld.