voor de hand, dat de kleine eigenaren hun nieuwen kavel in
de nabijheid van hunne woonplaats moeten terugkrijgen. Voor
hen is «Umlegung» het grootste voordeel in tegenstelling met
het voor grootbezit noodzakelijke samenvoegen van een ver
snipperd bezit tot enkele economische kavels.
Men kan met den eersten blik op de kaart van den nieuwen
toestand in den regel reeds eenigermate een oordeel vellen over
de meer of minder goede uitvoering. Een bevrediging van het
oog door een harmonische indeeling garandeert doorgaans een
goed plan. De ruilverkaveling diende om de slechte indeeling
op te heffen, het nieuwe plan moet het beste zijn, wat te be
reiken is en mag niet in zich reeds de kiemen dragen van een
spoedig intredende verslechtering.
Wanneer het kleinbezit hier en daar verspreid op grooten
afstand van het dorp geprojecteerd wordt, bestaat groote kans,
dat de cultuur dier perceelen niet noemenswaard verbeterd wordt.
Ook is het mogelijk, dat groote eigenaren later aangrenzend
klein bezit koopen. Er komt dan een verschuiving van klein
naar groot-bezit, wat niet uit een oogpunt van algemeen belang
verdedigd kan worden. Het is bovendien onbillijk om een ruil
verkaveling zoodanig uit te voeren dat de reeds economisch
sterkeren het grootste voordeel erlangen ten koste van de
zwakkeren.
In Duitschland konden we vaak van de kleinbezitters de klacht
vernemen, dat ze tengevolge van de ruilverkaveling gedupeerd
werden door het verlies van huurland.
Vele perceeltjes, die vroeger verhuurd werden, zullen immers
na de ruilverkaveling, nu ze tot groote kavels samengevoegd
zijn, door den eigenaar zelf bewerkt worden. Moet de kleine
man nu ook nog in zijn bezit tengevolge van een bepaalden
opzet der schatting benadeeld worden? Neen, voor hem moet
juist het grootst mogelijke voordeel gezocht worden en dat kan
zonder de grooteren, die toch niet al hun bezit aan het dorp aan
sluitend gelegd kunnen krijgen, ook maar in de geringste mate
te benadeelen.
Het perceel van den kleinen eigenaar zal als regel dienen
voor den verbouw van wintervoorraad of hij zal er zijn klein
vee den kost moeten geven. Zijn werkkring zal hem meesten
tijds slechts veroorloven de bearbeiding in zijn vrijen tijd te doen.
I 20