ling vermoedelijk geen verlies zou lijden. Absoluut niet, maar relatief wel, want het verderaf gelegen land is zeer zeker door wegen- en waterloopennet aanzienlijk in prijs gestegen. Doel van de ruilverkaving is de opbrengst van den bodem te verhoogen door samenvoeging en verlegging van het bezit, maar niet het te gelde maken daarvan. Het doet niets ter zake hoe veel iemand vroeger voor een bepaald perceel betaalde of tegen welken prijs hij zijn nieuwen kavel misschien zal kunnen ver- koopen. De koopprijzen mogen alleen van nut zijn om in ver band met kleine verrekeningen eenigszins de hoegrootheid van de schattingswaarde te bepalen; met dien verstande, dat ze op de onderlinge waardeverhouding der klassen geen invloed hebben. Deze verhouding wordt alleen uit verschil in cultuurwaarde gevonden. Resumeerende kom ik tot de volgende conclusiën: De schatting van den grond bij ruilverkaveling dient op de cultuurwaarde gebaseerd te zijn. Voor elk ruilverkavelingsblok moet zorgvuldig worden overwogen of nog andere gezichtspunten daarnaast mogen gelden. Zoo ja, dan behoort zulks in de bij zondere schattingsvoorschriften en de klassenbeschrijving zeer stellig omschreven te worden. De grenzen, waartusschen een bepaalde klasse ligt, moeten echter ruim genoeg blijven, om kleine onbillijkheden, die bij elk systeem van schatten zullen voorkomen, voldoende te kunnen verzachten. Slechts door dezen systematischen opzet kan een gaaf geheel worden verkregen. Een schatting, waarbij de cultuurwaarde wordt vermengd met andere factoren, met name meer of minder gunstige ligging, leidt gemakkelijk tot oppervlakkigheid, bemoeilijkt een goed plan van verdeeling en zal reclames daartegen in de hand werken. Zoo'n schatting zal vaak voor den kleinen bezitter het voordeel der ruilverkaveling teniet doen, en laat degenen, die het minste belang bij de ruilverkaveling hadden, het meest in de kosten bijdragen. Door den schatters een te groote vrijheid te geven legt men feitelijk de beslissing over de betere of mindere uitvoering der ruilverkaveling in handen van menschen die het geheele werk niet kunnen overzien. Zwolle, April 1927. J. J. Gorter. 122

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1927 | | pagina 122