FOTOGRAMMETRIE. Lezing gehouden op 9 September 1927 voor de Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde te Amsterdam, door H. F. van Riel, Lector aan den Landmeterscursus te Wageningen. Geachte Toehoorders Toen ik onlangs van Uw bestuur de vereerende uitnoodiging ontving, om hier een lezing te houden over fotogrammetrie, heb ik niet lang geaarzeld met de uitnoodiging aan te nemen, want twee verschillende redenen drongen mij daartoe. De voornaamste reden is wel deze, dat ik van de toepassing van de fotogram- metrie in de toekomst veel verwacht. Zij is daarom een aan trekkelijk studieonderwerp. Maar verder krijg ik door het be spreken van mijn onderwerp een goede gelegenheid, om mondeling verslag uit te brengen van de indrukken, die het internationaal congres te Berlijn in November 1926 op mij hebben gemaakt, waardoor ik mij tevens kwijt van mijn taak, die nog op mij is blijven rusten, als vertegenwoordiger van Uwe vereeniging op dit congres. Ik zal beginnen met een kort overzicht over de fotogrammetrie zelve en de verschillende richtingen, die worden ingeslagen, om bruikbare resultaten te krijgen. Een lens of een gecentreerd lenzenstelsel geeft een vervormd beeld van de ruimte. De voornaamste eigenschappen dier af beelding zijn de volgende. Lichtstralen, die van uit een enkel punt uitgaan, komen weer op kleine afwijkingen na in een enkel punt samen. Dit tweede punt is de afbeelding van het eerste. De tweede hoofdeigenschap der afbeelding is deze, dat punten, die op een rechte liggen, zoo ongeveer op een rechte worden afgebeeld. De werkelijke afbeeldings-formule der lens is zeer ingewikkeld, maar gaat men idealiseeren en zegt men, dat een punt als punt en een rechte als rechte wordt afgebeeld, de afwijkingen be schouwende als fouten, dan mag men de afbeelding ook zoo beschrijven: een ideaal lenenstelstel vormt van de ruimte een projectieve afbeelding. Een goede, voor het doel geslepen lenzen- I

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1927 | | pagina 155