J73
6°., van de Zegelwet 1917 zullen kunnen worden gebracht. Waar dit
nochtans de bedoeling is, wordt artikel 23, 6°., alsnog aangevuld.
Voorts is in de Memorie van Toelichting op het gemelde wetsontwerp
op bladz. 2 gezegd
„Nog op andere wijze is vereenvoudiging mogelijk."
Daarna wordt daar uiteengezet, dat er geen bezwaar tegen bestaat de
kosten van een doorhaling van een hypothecaire inschrijving of van een
beslag direct bij de in- of overschrijving te voldoen. Daarbij is echter
over het hoofd gezien, dat een zeer groot aantal inschrijvingen van hypo
thecaire vorderingen niet bij één royement wordt doorgehaald, doch dat
daarvoor verschillende gedeeltelijke royementen worden gebezigd, naar
gelang de vordering wordt afbetaald.
De Staat zou dus door het ontwerp een vrij belangrijke bate missen.
Waar de bedoeling van het ontwerp slechts is vereenvoudiging aan te
brengen, moet hierin worden voorzien.
Het komt den ondergeteekende het meest juist voor, nu toch de ge
deeltelijke royementen belast zullen moeten blijven, ook de geheele roye
menten eerst bij de doorhaling te belasten. Immers deze laatste bij de
in- of overschrijving te belasten en de gedeeltelijke royementen bij de
doorhaling zou geen vereenvoudiging medebrengen, doch integendeel
slechts aanleiding kunnen geven tot vergissingen.
Het wetsontwerp is thans in den aangegeven zin gewijzigd.
De Minister van Financiën.
Verslag van de vaste Commissie voor Belastingen uit de Tweede Kamer.
De vaste Commissie voor Belastingen, in wier handen het ter zijde ge
noemde wetsontwerp is gesteld, heeft met de Regeering schriftelijk over
leg gepleegd. Bij dat overleg deelde de Commissie aan de Regeering
mede, dat zij zich met de strekking van het ontwerp kon vereenigen. Zij
veroorloofde zich daarbij op te merken, dat het ontwerp kennelijk iets te
vroeg bij de Staten-Ger.eraal is ingediend. Het had toch eenige ver
wondering gewekt, dat korten tijd na de indiening een Nota van Wijzi
ging moest worden ingezonden, waarbij een der voorgestelde wijzigingen
geheel werd teruggenomen en daarnaast een niet onbelangrijke correctie
werd aangebracht. Voorts stelde de Commissie de vraag, in welke ver
houding het aantal partieele royementen tot het aantal volledige roye
menten staat, zoowel wat de gewone hypotheken als wat de scheepsver-
banden betreft. Mocht het aantal partieele royementen in verhouding
tot het aantal volledige royementen zeer gering zijn, dan zou het, naar
de Commissie aanvankelijk meende, aanbeveling verdienen, het oorspronke
lijk voorgestelde stelsel van betaling te handhaven. In dat geval zouden
óf de baten van de gedeeltelijke royementen moeten worden prijsgegeven