175 geldt hier, naar werd betoogd, de verzorging van een gewichtig Staats- en maatschappelijk belang. Deze registers, die doorloopend in handen van den Staat blijven, te brengen onder art. 33 van de Zegelwet, schijnt slechts mogelijk door aan dat artikel eene eenigszins gewrongen uitleg ging te geven en daarin een voorschrift omtrent „omslag" te interpoleeren, waarvan in den tekst geen sprake is. Laat men die uitlegging varen, dan vervalt, bij de afschaffing van het zegel van de registers, elke aan leiding voor represaillemaatregelen. Voorts was men van oordeel, dat deze nieuwe heffing ook niet logisch is. Men wees er op, dat de Minister in zijn Memorie van Toelichting zegt, dat het vroeger, toen het salaris voor de in- en overschrijving den bewaarder persoonlijk ten goede kwam, begrijpelijk was, dat ook het Rijk, door middel van het zegelrecht, „eenige bate" uit de in- en over schrijving wilde genieten. Sedert in 1922 de overschrijvingsrechten ten bate van het Rijk zijn gebracht tot een driemaal hooger bedrag dan de bewaarders tot dusver hadden genotenis echter het door den Minister aangegeven motief voor het Rijk, om van het publiek zegelrecht te heffen, komen te vervallen. Van den in 1922 getroffen maatregel zou dus het logisch gevolg zijn geweest, dat het zegelrecht der registers werd afgeschaft, maar niet, dat de belanghebbenden in plaats daarvan nog een extra bedrag boven het reeds sterk verhoogde overschrijvingsrecht zouden moeten gaan betalen. Inderdaad zal dus voortaan, onder een veranderden naam, eene heffing worden gehandhaafd, waarvoor, naar de verklaring der Regeering zelve, het motief is vervallen. Buitendien vestigde men er de aandacht op, dat bij de concipieering van dit wetsontwerp technische fouten zijn begaan, ten gevolge waarvan, indien het tot wet mocht worden verheven, het oorspronkelijk beoogde doel slechts zeer ten deele zal kunnen worden bereikt. Men had hierbij vooreerst op het oog de onbegrijpelijke vergissing bij de indiening van het wetsontwerp, welke er toe leidde, dat het voornaamste gedeelte bij Nota van Wijzigingen moest worden teruggenomen, waarmede onder meer het te behalen voordeel, verbonden aan het voorgestelde renteloos voor schot van hypotheekhouders en beslagleggers aan den Staat, kwam te vervallen. Wat er na deze amputatie is overgebleven, schijnt uit een oog punt van „vereenvoudiging" van zeer weinig beteekenis. Er blijven nog regels van tien lettergrepen en regels van twaalf lettergrepen; de registers worden vrij van zegel, maar de staten enz. niet; voor eiken regel schrift wordt gerekend vier cent in de registers en drie cent in de staten, enz. Op grond van al het hier aangevoerde vroeg men zich af, of het niet beter zoude zijn, dat ook hetgeen is overgebleven van het oorspronke lijke wetsontwerp wordt ingetrokken en het onderwerp in zijn geheel door de Regeering in nadere overweging genomen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1927 | | pagina 175