Deze wijst er op, dat onze aansluiting bij Internationale Ver-
eenigingen en de beduidende kosten der vertegenwoordiging in
het Georganiseerd Overleg een toeneming der vaste uitgaven
met zich medebrengt, die bestreden zal moeten worden door eene
contributieverhooging van minstens f 2.50 per lid.
De heer Ferwerda vreest voor bedanken van enkele leden
en wil liever een hoofdelijken omslag voor een jaar en dan
telkens op nieuw beslissen of deze weer noodig zal zijn. Ook
voelt hij wel iets voor afschaffing der toelage aan de afdeelingen.
De heer Roelofs wijst er op, dat het van veel belang is, dat
het Bestuur over eene ruime kas kan beschikken, opdat het
nimmer voor gewenschte acties behoeft terug te schrikken.
De heer P. Kater voelt wel iets voor een progressieve con
tributieregeling; in tegenstelling met den heer Roelofs die zich
daar pertinent tegen verzet.
De heer Eisinga wil collega Ferweda wijzen op artikel 11
van het Huish. Reglement. Het gaat niet aan, dit zoo maar te
wijzigen.
De heer Smit wil het Bestuur, dat zelve reeds afstand deed
van zijne tegemoetkoming, geven wat het vraagt, maar meent
met den heer Ferwerda de voorkeur te moeten geven aan een
tijdelijken maatregel.
De heer ter Plegt wijst namens het Bestuur nogmaals op
het blijvend karakter der posten, waardoor het tekort wordt ver
oorzaakt. Bovendien is een bedrag van f 15.— toch waarlijk
niet abnormaal hoog. Een progressief tarief wijst het Bestuur
af. Hierover is in onze vereeniging reeds vele malen gedebat
teerd en herhaling der gronden, waarop dit moet worden ver
worpen, acht spreker overbodig.
Ook is het Bestuur beslist gekant tegen de afschaffing der
toelagen aan de afdeelingen. Vele er van bloeien reeds en de
anderen zullen hopelijk tot nieuw leven geraken. Dit moet juist
worden aangemoedigd.
Komen we eventueel aan een overschot, dan zal het Bestuur
niet dralen verlaging der contributie voor te stellen. Thans
heeft het verhooging noodig, om niet in zijne acties te worden
belemmerd.
Het Bestuursvoorstel, daarna in stemming gebracht, wordt bij
zitten en opstaan met groote meerderheid aangenomen.
193