e. Bij de behandeling der begrooting 1928 (zie H. O. N°. 54)
wijst Mr. J. Best op de z.i. buitengewoon hooge kosten van ons
lijdschrift. Hij is in het bezit van een aanmerkelijk lagere aan
bieding en wil deze aan het Bestuur ter hand stellen.
Bij de discussiën die zich naar aanleiding hiervan ontwikkelen
wijst de heer Heines op de vele pogingen door Redactie en
Bestuur reeds aangewend om tot verlaging te geraken. Dit
heeft ook wel gevolgen gehad; toch zal men de zaak nog gaarne
eens nader onderzoeken.
De Voorzitter wil gaarne van de gegevens van Mr. Best
gebruik maken en deze worden dan ook door het Bestuur in
dank geaccepteerd.
De begrooting wordt hierna zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
f. De Afdeeling Arnhem heeft de volgende motie voorge
steld
«De Vergadering acht het wenschelijk en billijk, dat bij over
plaatsing van een landmeter ook in de nieuwe standplaats zijne
«anciënniteit geldt ten opzichte van de keuze van een district
«en draagt het Bestuur van K. en L. op, om over dit punt in
«overleg te treden met de Vereeniging der I. V.'s om hierin
«uniforme opvatting te verkrijgen.»
De heer J. H. Pieters licht de motie toe. Bedoeling is, dat
voorkomen moet worden, wat thans hier en daar gebeurt, n.l.
dat de nieuw-aangekomen collega voor een verdeeling der
districten, buiten hem om verricht, komt te staan en het minst
gewenschle district heeft te accepteeren.
De heer Vriend zegt dat het Bestuur de motie accepteert
mits de woorden: «een district» worden veranderd in «het open
gevallen district» aangezien anders het doel voorbijgestreefd
zoude worden.
Na nog eenige discussie, waarbij duidelijk uitkomt, dat het niet
de bedoeling is, dat de nieuwe collega een ander uit diens district
mag verdrijven, wordt de motie zooals zij door het Bestuur is
geamendeerd, met zitten en opstaan aangenomen.
g. De Afdeeling Arnhem stelt de navolgende motie voor:
«De vergadering is van oordeel, dat het niet gewenscht is om op
194